Verdriet en lijden
Jullie hebben mijn dood erkend, nu is het tijd om te beginnen mijn leven te erkennen. Ik ben in jullie herboren, dus neem mij af van het kruis en sluit me in jullie eigen hart. Ik ben niet anders dan jullie, alhoewel jullie me zien als veel verder gevorderd en als heilig. Ik ben niet meer of minder heilig dan jullie. Jullie hebben een kerk om me heen gebouwd, hebben rituelen ingesteld om me in jullie herinnering te bewaren en om me te verheerlijken, maar ik had liever gehad dat jullie aan jezelf hadden gedacht en dat jullie rituelen hadden ingesteld om mij in je zelf te verheerlijken, omdat ik – en dat wil ik steeds weer benadrukken – niet anders ben dan jullie. Wat ik heb gedaan zullen jullie ook doen. Wat ik ben zijn jullie ook. Het is alleen maar een kwestie van bewustwording.
Daarom moet je me niet op een voetstuk plaatsen dat zo hoog is, dat ik nooit naar beneden kan komen en dat jij nooit kunt beklimmen. Verheerlijk me niet als een God of als de zoon van een God, net zomin als je jezelf moet verheerlijken als de zoon of dochter van God. God woont in je.
Als hij/zij een gezicht heeft, dan is dat een menselijk gezicht. Hij/zij is van oorsprong de Vader/Moeder die in jou en door jou leeft. Jij bent zijn schepping, zijn nakomeling, en zelfs nog dichterbij dan dat: je bent als de handen die deel uitmaken van Zijn/Haar lichaam. Je bent als de ogen, de mond, de tong, de oren. Wat je ook ziet, en hoe je het ziet, het maakt deel uit van de goddelijke aanblik. Wat je ook doet, het is eengoddelijke handeling. Wat je ook beweegt, het is een goddelijke manifestatie.