INDIA REISVERSLAG

De openbaring van Kali

India, februari 2015 

Na twee dagen reizen per vliegtuig en trein bereik ik eindelijk de plek van bestemming: Arunachala. Na dertien jaar ben ik terug. Het is donker als ik op het verlaten station aankom. De reis is lang geweest en ik ben bekaf.

Ik ben de vorige dag vroeg vertrokken uit België, met de trein naar Schiphol. Vandaar was het zes uur vliegen naar Dubai, vervolgens drie uur wachten op een vliegveld van goud, glitter en glamour en dan de laatste drie uur per vliegtuig naar Bangalore, een grote stad in Zuid-India. Als ik op het vliegveld aankom heb ik precies een uur om bij het treinstation te komen. Maar het verkeer is druk, de weg veel langer dan gedacht en mijn chauffeur rijdt als een razende door het verkeer om mij op tijd bij mijn trein te krijgen. Stoplichten worden genegeerd, brommers ternauwernood ontweken, bussen getrotseerd en kruispunten op gevaar van zelfmoord overgestoken. Welkom in India. Ik red op het allerlaatste moment mijn trein.

Ik was in de veronderstelling een soort luxe slaaptrein te hebben geboekt, maar niets is minder waar. Het is een van de blauwe open treinen die aan een soort rijdende gevangenissen doet denken, met tralies voor de ramen, acht slaapplekken per coupé. Hoewel je niet echt van een coupé kunt spreken, want alles is open – en overal de weeïge zoete geur van poep die langs het spoor ligt. In de haast heb ik water noch eten kunnen kopen toen ik op de trein sprong, maar gelukkig zijn er allerlei kooplui die koffie, nootjes, maïs, gefrituurde koekjes en dergelijke aanbieden. Nu maar hopen dat ik niet de eerste dag al een flinke diarree of dodelijke bacterie oploop. Maar ik heb geluk. De maïskolf smaakt heerlijk en is voedzaam, en de koffie en nootjes helpen me de reis door. Op Kaptadi Junction, een soort overstap station, moet ik enkele uren wachten. Volgens de stationschef gaat er geen trein meer naar Tiruvannamalai, het stadje waar ik heen moet. Ik laat hem mijn reservering zien. Hij schudt zijn hoofd. Iemand anders vertelt me dat de trein komt. Geduld. De eerste les in India: geduld. Op zich geen probleem, ware het niet dat ik nodig naar de wc moet en dat is iets waar ik niet naar uitkijk, na de wc’s in de trein gezien te hebben. Gelukkig is er een redelijk schone hang-wc op het station. Herinneringen komen terug. Eten met je rechterhand, afvegen met je linker. Als je het eenmaal gewend bent is je billen schoonmaken met je handen en wat water een stuk prettiger. Maar de eerste keer is altijd wennen. Zeker op een station terwijl je geknield zit met je rugzak op en de hoop dat niets op de natte vloer terecht komt.

De laatste trein vertrekt terwijl het schemert. Ik klim op mijn bank, drie hoog, en val in slaap. Op de bank schuin onder mij ligt een boer, met een simpele juten tuniek, een zak met zijn oogst, een stok en zijn slippers. Het is waarschijnlijk alles wat hij heeft. We zijn de enigen in de coupé. Ik zet mijn wekker om me niet te verslapen, maar als de tijd daar is, is er nog geen spoor van Tiruvannamalai te bekennen. We rijden door de donkere nacht, terwijl de trein iedere seconde toetert. Om de mensen die in het donker op het spoor zitten te poepen te waarschuwen, vermoed ik.

Ik denk terug aan hoe ik hier ooit vertrok, na het einde van een liefdesrelatie, nu dertien jaar geleden. L’ histoire se répète.Hier kom ik weer, opnieuw met een gekneusd hart. ‘Het schiet niet erg op, hè Tonnetje, met die persoonlijke ontwikkeling van je,’ zeg ik hardop tegen mezelf. Als mijn werk mijn gave is, dan zijn relaties mijn leerproces en mijn geliefden mijn inwijdsters. Wat een diepgaande en louterende oefening is het om onvoorwaardelijk van iemand te houden.

Destijds was de relatie met Lily in Tiruvannamalai geëindigd. We bleven echter vrienden, ze verhuisde naar Florence en pas na jaren ebde mijn verliefdheid weg. Een maand voordat ik naar India vertrok, stuurde ze me een berichtje: dat ze in februari naar Tiruvannamalai ging, precies in de periode dat ik er ook was. Opnieuw een bizarre samenloop van omstandigheden. Ik had besloten om als laatste fase voor mijn 50ste jaar terug te gaan naar de berg van Shiva, om me terug te trekken en me te bezinnen.

Als ik in het donker op het perron sta zie ik de schimmige schaduw van de berg die ik zo goed ken: Arunachala. Ik stap uit, word aangeklampt door een riksja driver en ben te moe om te onderhandelen. Ik ben bang dat de ashram al gesloten is en laat me gelaten door de stad rijden. Ik heb geluk. De office van de ashram van Sri Ramana Maharshi is nog open en de dienstdoende Swami kijkt op mijn email met de reservering. Ik mag vijf nachten blijven. Ik vraag voor de zekerheid naar de kosten. ‘It is free, sir. No costs, just a donation if you want.’ Ik krijg kamer 13, hoe toepasselijk, denk ik. Getal van de dood en getal van de Godin. Mijn kamer is een lege cel, brandschoon, wit, met een bed, een tafel, een kruk en een kleine natte cel: wc, fonteintje, een emmer en een kraan met warm en koud water. Ik vul de emmer en spoel al het vuil en de moeheid van twee dagen reizen van me af. Ik voel me gelukkig en dankbaar dat ik hier weer terug ben, een week voor mijn 50ste verjaardag. De laatste zeven dagen van mijn ‘sabbatical’.


deel 2

De ashram van Sri Ramana Maharshi is een oase in een wereld van gekte: een stille en vooral schone(!) plek van bezinning, meditatie en puja, een soort erediensten aan het goddelijke, door middel van het zingen van bhajans en mantra’s. Ramana is een guru die begin vorige eeuw leefde en zijn hele leven doorbracht op Arunachala, de berg van Shiva. Hij onderwees vooral in stilte en richtte de aandacht op het Zelf, de toeschouwer, het ‘ik’ dat de ervaringen, emoties en de gedachten van de persoonlijkheid aanschouwt. Ramana had op zijn zestiende een ervaring van verlichting gehad en werd één van de grote heiligen van India. Zijn hele leer draait om de vraag: ‘who am I?’ en ligt aan de basis van de Advaita Vedanta, de leer die de dualiteit overstijgt. Wie ben ik? Toen ik vorige week mijn laatste workshop had schreef ik op mijn naamkaartje: de man zonder naam. Wie ben ik zonder mijn naam, zonder alle verhalen waar ik in geloof, zonder alle rollen die ik ken? Het was een kleine prelude voor hetgeen me te wachten stond…

Als ik ‘s morgens mijn kamer uitkom zie ik tegenover mijn huisje een soort jungle-altaar, met daarachter een oeroude boom met wortels die als gordijnen om hem heen hangen. Ik besluit dat dit mijn huisaltaar wordt, doe een klein gebed voor vergeving en heling en ga naar de zaal voor het ontbijt. In rijen zitten de mensen op de grond met een bananenblad voor zich. Ik schuif aan en krijg een beker met chai, rijst en curry en begin te eten. Verkeerde hand, besef ik later. Daarna begeef ik me naar de meditatiehal en sluit mijn ogen. Ik voel me gezegend en denk terug aan de afgelopen dertien jaar. Wat een rijkdom aan ervaringen. Vooral het werk in Gaza en het Midden-Oosten raken me.

Ga de eerste dag niet van het terreinhoor ik mijn gidsen zeggen. Maar ik besluit toch een wandelingetje te maken. Ik beland in een internetcafe, luister naar de gesprekken van verschillende buitenlanders die hier ook zijn en langzaam begint een onaangenaam gevoel zich van me meester te maken. Wat doe ik hier in godsnaam? Drie weken lang… Ik ken geen sterveling. De gesprekken die ik opvang zijn oppervlakkig en vol van spirituele prietpraat. Opeens begint alles me tegen te staan. De spiri-uitdossingen van iedereen, de stip op je voorhoofd, de wijde hippie kleding en guru-jurken, de zogenaamde zoektocht naar verlichting, wat soms niets anders lijkt dan spiritueel tijdverdrijf. Ik kijk naar de mensen om me heen en zie niets verlichts. Waarom ben ik naar een heilige berg gereisd terwijl ik dezelfde gekte overal om me heen thuis had kunnen vinden?

Het proces van vervreemding begint steeds ernstiger vormen aan te nemen als ik terug wandel naar de ashram. Ik kijk naar de drukte op straat, met zijn riksja’s, bussen, vrachtauto’s, brommers, taxi’s en mensen in allerlei kleuren, gewaden en doeken. De een heeft zijn lange haar als bloempotkapsel boven op zijn hoofd gebonden, zijn lichaam half naakt gehuld in een oranje swami doek, een ander is compleet in het wit gehuld en loopt op blote voeten, de volgende zit in vieze lappen op de grond en snijdt kokosnoten doormidden. De veelheid aan ervaringen en beelden overvallen me zodanig dat ik bevries van angst. Het is alsof ik net geboren ben in een vreemde wereld en me afvraag waar ik in godsnaam in terecht ben gekomen. Als ik een straat moet oversteken blijf ik een half uur staan. Ik durf niet meer verder. Cultuurshock, denk ik nog, maar mijn gedachten zijn niet meer geheel consistent. Erger nog, mijn geest is blanco. Ik zie alleen nog maar een onafgebroken menigte van idioot uitziende goeroe’s, prachtige Indiase vrouwen, lelijke zwervers, gejaagde scooters, levensgevaarlijke bussen. Ik verkeer in een vreemde staat van zijn en ben me pijnlijk bewust van mezelf. Wie ben ik? Waarom durf ik de straat niet over? Ik ben bang dat mensen me vreemd vinden. Een wonderlijk gevoel in een menigte waarin iedereen er naar mijn idee belachelijk uitziet. Ik ben opgevoed met ‘hoe het hoort’, maar hier is niets zoals het hoort. Uiteindelijk raap ik al mijn moed bijeen en steek de straat over. Gelukkig… zonder kleerscheuren de overkant gehaald. Ik vlucht de ashram in, maar ook daar vind ik geen rust. Het lijkt net Artis, maar dan zonder hekken. Er lopen pauwen, honden, apen en eekhoorns, maar de meest vreemde soort zijn de mensen die er lopen. Wanhopig zoek ik of er niet iemand is die er ‘normaal’ uitziet, maar wat is normaal? Ik heb ernstig behoefte aan contact, aan een gesprek, aan iemand die ik ken. Ik voel me vreselijk alleen. Wat zijn mijn vrienden en mijn thuis opeens ver weg. Daar weet ik tenminste wie ik ben, hier heb ik geen idee. Of hoort dat er juist bij? Vervreemding van mezelf om mezelf te vinden? Ik vind er geen lol meer aan en ga in de meditatiehal zitten waar mensen rondjes lopen om het vergulde beeld van Ramanamaharsi. Wat heeft het in godsnaam voor zin om om het beeld van een dode heilige heen te lopen? denk ik cynisch. Het lijkt wel een collectieve dodenverering. Hij is dood! zeg ik in gedachten tegen al die schijnvolgelingen. D.O.O.D!

Een Indiase man uit Bangalore komt naast me zitten aan het diner. ‘Alles wat je ziet is een kwestie van perceptie,’ zegt hij. Dat kun je wel zeggen! denk ik. Ik ben blij even met iemand te kunnen praten, maar als ik naar mijn kamer loop begint de paniek pas echt toe te slaan. Als ik op bed lig beginnen mijn gedachten te malen. Wie ben ik?Al de verhalen en ervaringen in mijn leven komen voorbij, maar het is net alsof alles in een grote shredder verdwijnt. Het zijn alleen maar woorden, verhalen, herinneringen, emoties…ik kan er geen chocola van maken, noch van het verleden, noch van de toekomst.

Love is the death of the hope of a better tomorrow, and the full embrace of today, in it’s sweet and tender brokeness,schrijft mijn lief per sms. Haar boodschap blijft de hele nacht door mijn hoofd tollen. Ik ben echt mezelf aan het kwijtraken: gedachten en beelden razen door me heen en beginnen steeds vreemdere vormen aan te nemen. Ik raak volledig de controle over mijn geest kwijt. My mind is going ballistic… Ik vraag me af wat ik moet doen. Als dit langer gaat duren moet ik iemand waarschuwen. Ik bid om hulp. Geduld….

De foto van Ramanamaharshi boven mijn bed kijkt me lachend aan als ik de volgende ochtend opsta. Godzijdank, het is licht. Als ik naar buiten ga is het een drukte van belang op mijn jungle altaar. Een troep apen is langsgekomen en er wordt gevlooid, gesprongen, gestoeid en geneukt op het altaar dat het een lieve lust is. Daarna komt een prachtige pauw op bezoek, samen met zijn harem aan vrouwtjes. Het mannetje gaat parmantig op het altaar staan. Na de duisternis van de nacht is dit hele schouwspel een verademing. Ik lach om het spel van de kleine apen, die over elkaar heen buitelen, aan elkaars staarten trekken, aan de boomslingers rondslingeren en onafgebroken spelen.

Jawel, de gekte van Arunachala neemt me opnieuw te grazen. Ik besluit na het ontbijt niet naar de meditatiehal te gaan om oosterse mantra’s te zingen, maar een wandeling te maken en mijn iPod met Walt Disney liedjes op te zetten, mijn ‘guilty pleasure’ van de laatste paar maanden. Vooral de liedjes uit ‘Beauty and the Beast’ spreken me bijzonder aan. Dit is is mijn spirituele leer, denk ik tegendraads. This is who I am…

Na een wandeling van een half uur de berg op kom ik op de plek waar ik dertien jaar geleden over de stad en de tempel uitkeek. Ik ben terug. Leeg. Alleen. Maar de tranen van ontroering springen in mijn ogen.

Als ik terugkom in de ashram begeef ik me naar de meditatiehal, waar luid gezongen wordt. Twaalf priesters met ontbloot bovenlijf zijn een ritueel aan het uitvoeren. Als ik beter kijk zie ik dat voor het beeld van Ramana een yoni-lingam staat, een offersteen die de goddelijke fallus en vulva voorstelt. Tijdens het ritueel worden er emmers water en melk over de lingam gegoten, evenals honing en bloemen. Daarna weer grote kannen water en melk. Het ritueel van het eren van de lingam raakt me diep en ik bid dat mijn eigen sexualiteit en die van alle mannen en vrouwen geheeld mag worden.

Ik keer terug naar mijn eigen jungle altaar en doe daar een eigen ritueel met bloemen, melk, kaarsen, amandelen en water. Ik heb een oranje doek gekocht en die om mijn middel geslagen, met ontbloot bovenlijf. What the heck…


deel 3

Vandaag is de grote dag. Dan is het volle maan en komen hier duizenden mensen om rond de berg te lopen. Net als ik. Zoals Ramana schrijft:

‘De rondgang om de Arunachala staat in het sanskriet bekend als de ‘Giri Pradakshina’. Het uitvoeren van de pradakshina om de Arunachala wordt beschouwd als gunstig in alle opzichten. Normaal gesproken wordt de pradakshina gedaan op blote voeten, met de Heuvel aan de rechterhand.’

Ik word vroeg in de ochtend wakker. Het is 4 uur. Ik ben wakker. Wakker met een hoofdletter…. Het licht is aan. Bewust Zijn. Ik kom thuis bij mijn Zelfis de eerste zin die door me heen gaat. Wat een rust. In het hart van de orkaan is het stil. In de grootste afwijzing ligt de acceptatie. De grootstevijand is je vriend. Temidden van de gekte ligt de stilte.

Woorden komen spontaan in me op. Zoek de gekte. Wandel naar de orkaan. Omhels je vijand. Wees afgewezen. Niets kan je deren. Neem risico. Het leven is er om geleefd te worden. Niet angstig, maar risicovol. Wees open, transparant. Houd niets achter. Je kunt niets verliezen. Het leven is geen strijd. Het is een spel, een wandeltocht door het labyrint met maar één uitkomst: verlichting. Je hoeft er niets voor te doen. En dat is nu juist het moeilijke: NIETS. Je bent er al. Spoedcursus verlichting.

Komt ‘t door de berg dat dit gebeurt? Of is het simpelweg het moment, de uitkomst van alle stappen die me hierheen hebben geleid? En gaat het straks weer verdwijnen?

Ramana zegt: Arunachala is werkelijk de heilige plaats. Van alle heilige plaatsen is het de meest heilige! Weet dat het het hart van de wereld is. Het is werkelijk Shiva zelf! Het is de verblijfplaats van zijn hart, een geheim mysterie.

De berg is het Zelf, het middelpunt. Door er omheen te lopen verplaatst je aandacht zich naar het middelpunt. Probeer er niet rechtstreeks naar toe te gaan. Dat is spirituele hoogmoed, zoals ik dertien jaar geleden ervaren heb.

Buiten wordt gevochten, door pauwen, honden, apen of weet ik het. Vannacht waren de honden weer in vol koor aanwezig. Ik moest lachen toen ik bedacht dat ze lijken op de huilende stemmen van mijn eigen demonen en emoties. Toen hielden ze eindelijk hun kop… Nu begint het weer. Het is ok. Het is tenslotte Artis.

Ik stem af op mijn eigen gids, of hoger zelf, want langzamerhand begin ik te beseffen dat de gidsen die ik hoor deel zijn van het Zelf.

Om het Zelf te manifesteren, moet je alles los laten dat het niet is. Laat al je rollen los, je identiteit – hetgeen je denkt te zijn -, je materiële bezittingen, je verlangens, je verhalen uit je verleden, om degene te worden die je al bent. Het is als schildersdoek: je moet alle kleuren eraf halen om weer blanco te worden. Nu mag dit saai lijken voor de persoonlijkheid die verlangt naar kleur, aandacht, opwinding en vervulling, maar een leeg doek heeft miljoenen mogelijkheden. Het kan alles creëren op elk moment, dus het is totaal niet leeg. Het kan magie creëren, omdat het niet vast zit aan enige vooropgezette uitkomst of plan. In zijn leegheid is het vol van ziel, van oorsprong, van liefde. Dus laat om het Zelf te bereiken, alles los wat je niet langer nodig hebt. Leeg je kasten, gooi onnodige lasten weg, zowel uiterlijk als innerlijk en hoe leger je wordt, hoe meer leven je zult zijn. Je bent niet wat je denkt dat je bent, of wat je voor jezelf wilt zijn, of wat anderen willen dat je bent. Als je je over kunt geven aan je ziel, aan je Zelf, ben je eindeloze mogelijkheden. En het leven zal rijk, overvloedig, bezield en magisch worden, precies zoals je droomde dat het zou worden toen je kind was…

De realiteit van de dag blijkt echter lastiger dan de spiritualiteit in de nacht. Ik verlaat de ashram om zes uur en kies het pad dat de berg opleidt. Volgens mijn kaart is hier een afslag die me bij het ‘inner path’ brengt. Het is echter nog stikdonker en met je blote voeten over rotsen wandelen in het donker valt niet mee. Een Engelse dame met zaklamp op haar voorhoofd haalt me in. Ze raadt me af om het ‘inner path’ te nemen. ‘Het is sinds kort verboden,’ vertelt ze. ‘Er zijn zoveel mensen overvallen of verkracht.’

Been there, done that, denk ik, terugdenkend aan mijn vorige ervaring op de berg (lees ‘De Zevende Poort’).

Ik ga terug de ashram in en besluit over de weg te lopen. Daar wandelen al tientallen Indiërs over straat. Op blote voeten. Voorzichtig zet ik mijn eerste stappen van de veertien kilometer lange tocht rond de berg. Ik ben benieuwd of ik dit op blote voeten ga volhouden. Ik heb voor de zekerheid toch maar mijn slippers meegenomen. Eergisteren vond ik de straat oversteken op blote voeten al spannend… Laat staan veertien kilometer over een asfaltweg.

Overal langs de weg worden stalletjes en kraampjes opgezet. Voor een tempel zit een rijtje oranje swami’s met belletjes en trommeltjes de voorbijgangers aan te moedigen. Op strategische plaatsen langs de weg liggen gehandicapten, zonder arm of been, te zwaaien om een aalmoes. Soms weet ik niet of ik het heel erg moet vinden of heel bizar. Dat geldt voor deze hele rondgang, annex boetevaart op blote voeten. Eigenlijk doet het me nog het meest denken aan een soort spirituele Koningsdag met al die kraampjes en stalletjes onderweg. Zelfs het oranje van de swami’s past in het plaatje. Alleen die spiritualiteit kan ik moeilijk plaatsen. Ik probeer mijn aandacht bij de berg te houden, die ik aan mijn rechterhand zie, maar dat is verdraaid lastig met al die mensen die je afleiden met allerhande grappen en grollen, aanbiedingen, rituelen en zegeningen. Net het leven zelf…

Ik loop in naam van de Godin, heb ik besloten, zoals ik al mijn hele leven toewijd aan haar. Hoewel de berg gewijd is aan Shiva, heb ik de afgelopen dagen gemerkt dat de berg voor mij meer een vrouwelijk heiligdom is, waar je net als in een labyrint omheen loopt. Dat is de manier om het vrouwelijke te benaderen.

Tegelijkertijd heb ik de afgelopen dagen gemerkt dat ook hier de vrouwen een lagere status hebben dan de mannen, zoals overal ter wereld. De mannen voeren de rituelen uit, de vrouwen bezemen de ashram schoon. Ik herinner me de verhalen van de groepsverkrachtingen in India, die onlangs in het nieuws waren. Een gruwelijk iets, waartegen vrouwen in deze tijd collectief in opstand komen. Nu de mannen nog.

Ik loop een tijdje op met een grote Indiase familie. Iedereen is uiterst vriendelijk en hoewel we elkaar niet verstaan, zijn hun grote glimlachen, zowel van de mannen als de vrouwen, oogverblindend. Bij verschillende tempels die gewijd zijn aan Shiva, Parvati of aan een lingam, doe ik een vuuroffer. Ik buig voor het beeld en loop om het tempeltje heen – als een soort extra rondje om de kerk – en dan weer verder. Ik wandel afwisselend op het asfalt en op het trottoir. Uiteindelijk merk ik dat het nog het prettigst is om op de witte streep van de weg te lopen. Dat houdt me ook een beetje op koers. Bij tempel drie verlies ik mijn Indiase familie uit het oog. Ik wandel alleen verder, hoewel alleen…. De echte tocht begint pas vanavond, maar er lopen toch al honderden mensen over de route.

Als ik aan de andere kant van de berg ben neem ik een pauze. Eindelijk, even zitten op een stoel, met een kopje thee en wat gefrituurde koekjes. Op driekwart van de berg begint de tocht al aardig zijn tol te eisen. Mijn rechtervoet doet zeer, de hitte wordt sterker en de grote helderheid van de ochtend is vervangen door vermoeidheid, twijfel en leegte. Ik zet mijn muziek op om de stemming erin te houden. Nog drie kilometer te gaan. Het lijkt de Elfstedentocht wel. De laatste twee kilometer, voordat de tocht eindigt in de grote en oudste Shiva tempel in India, lopen dwars door de stad. Op blote voeten langs een snelweg lopen, waar bussen, vrachtwagens en scooters voorbijrazen. Je moet er wel wat voor over hebben om het heilige der heilige te bereiken. Maar de echte boetedoening moet nog beginnen, ontdek ik pas later…

Als ik eindelijk tegen het einde van de middag de ingang van de tempel heb bereikt, zijg ik ineen tegen de muur van een van de grote torens, die als een soort getrapte tempels vol met beelden om het heiligdom heen staan. Ik doe een dankgebed en zie aan mijn linkerhand een enorme rij mensen staan voor de ingang van de tempel. Rechts zie ik echter een groepje vrouwen een klein paadje via de tuin nemen. Ik besluit ze te volgen en kom aan de andere kant van de tempel uit. Daar hangt een bordje ‘WAY TO FREE’ met een pijl die de hoek om wijst. Dat is het, denk ik. Ik ben er bijna! De laatste paar meters tot het heiligdom. Maar als ik om de hoek kijk zakt de moed me in de schoenen. Het bordje wijst naar een nauwe gang die met tralies is afgezet en waar, zover ik kan kijken, honderden Indiërs staan te wachten. Ok, denk ik, als die Indiërs het kunnen, moet ik het ook kunnen. Na ongeveer vier uur lopen kan even wachten geen kwaad. Je moet er tenslotte iets voor over hebben om vrij te worden. Na een uur wachten bereik ik het einde van de gang, die wel iets van een concentratiekamp heeft, met al die mensen achter de tralies. Maar als ik om de hoek van de gang kijk zie ik een nog langere gang met wachtenden! Duizend bommen en granaten, dit kan toch niet waar zijn! We zijn pas bij de buitenste rondgang van de tempel. Na een uur wachten blijkt vanaf hier nog eens 3 uur wachttijd te zijn. Dat maakt het totaal op vier uur, net zolang als de hele tocht rond de berg!! Ik zie een westerse man, die het kennelijk heeft opgegeven, door de poort naar buiten lopen. Hij is vrij, of toch niet? Ik zet nog maar eens mijn hele repertoire aan muziek op en merk dat de liedjes van Walt Disney verrassend goed samengaan met de beeldenrijkdom van de hindoeïstische tempels.

Tegen het eind van de wachtrij komt de muziek me echter de keel uit. Net als de mensen om me heen, waarvan verschillende mannen en vrouwen inmiddels proberen voor te dringen. Ik weet niet wat erger is: vier uur wandelen op je blote voeten rond een berg, of vier uur achter tralies staan wachten…

Na verschillende poorten naderen we eindelijk het heilige der heilige. Ik moet mijn oordopjes af doen. Dan bereiken we het ultieme, God zelf. Iedereen kijkt reikhalzend uit naar dit moment. Ik krijg een rode en witte stip op mijn voorhoofd, moet wat roepies betalen en kijk door de binnenste poort naar een donkere grot. Daar staat een gouden lingam, met een gouden slang erboven: de belichaming van de god Shiva. Voordat ik het me goed en wel besef is het moment voorbij en lopen we weer verder, weg van de heilige grot. Vier uur wachten voor één blik op het goddelijke.

Ik geef de bloemenslinger van rode rozen en witte zoetgeurende jasmijn – die ik al die tijd bij me had – aan een priester die bij het beeld van Shiva en Parvati staat. Voor mij het symbool van het heilige huwelijk. Hij hangt hem om het beeld en ik ga op de grond zitten. Ik probeer te mediteren, maar besef dat ik dringend water, eten en slaap nodig heb. Wat een uitputtingsslag! Het huilen staat me nader dan het lachen.

Ik moet echter de tempel weer rondlopen om mijn slippers op te halen. Aan de buitenmuur van de tempel zie ik een meisje liggen dat zowel geen armen als benen heeft. Haar wanhopige ogen kijken me aan. Ik ben te moe en te verward om iets te geven, maar haar ogen blijven de hele nacht bij me. Ze doen al mijn zorgen, problemen en levensvragen verpulveren tot volstrekt onbenullige en triviale gedachtenspinsels en ik besef hoe dankbaar ik ben voor alles wat ik heb.

Terwijl ik de slaap probeer te vatten, hoor ik hoe buiten steeds meer mensen de tocht beginnen. Die nacht lopen er 500.000 mensen rond de berg, allemaal op blote voeten. Ik moet hardop en in mezelf lachen om dit hele circus, deze grote spirituele draaimolen. Ik weet niet of ik nu dichter bij de verlichting of bij het gekkenhuis gekomen ben.

De volgende ochtend hoor ik dat dit een kleine rondgang was. Vorige maand liepen er anderhalf miljoen mensen rond Arunachala. En dat allemaal omdat één man, Ramana Maharshi, ooit heeft gezegd hoe bevrijdend het is om deze tocht te lopen op blote voeten…duizend bommen en granaten…maar op de een of andere vreemde manier voel ik me inderdaad bevrijd. Ik besluit het leven nooit meer zo serieus te nemen. Ik begin mijn spullen in te pakken. Klaar voor de volgende stap…

Het goddelijke stuurt het lot van zielen in overeenstemming met hun karma. Wat niet voorbestemd is om te gebeuren, zal niet gebeuren, probeer het als je wilt. Wat voorbestemd is te gebeuren, zal gebeuren, doe wat je wilt om het te voorkomen. Dit is zeker. De beste koers daarom, is om stil te blijven.

Bhagavan Sri Ramana Maharshi


deel 4

Ik ben drie dagen geleden aangekomen in Auroville, een soort grote hippie commune die ontstaan is in de jaren zestig, geïnspireerd op het werk van Sri Aurobindo en The Mother. Over een groot gebied verspreid liggen diverse dorpjes in een subtropische omgeving, in een weldaad van palmbomen, bloemen, reusachtige bomen met hangende wortels, met in het midden een gigantische tempel in de vorm van een gouden bol, de Matrimandir.

De Matrimandir is een symbool van de universele moeder (matrix of mater betekent moeder). De enorme gouden bol rust op vier pilaren: Mahakali, oftewel de Grote Kali, de donkere moeder, Mahalaksmi, Godin van overvloed en vruchtbaarheid, Mahasarasvati, Godin van de kunst en wijsheid en Mahaheswara, Godin van compassie en rust. In het midden van de gouden tempel bevindt zich een rond kristal, waarin op ieder uur het zonlicht wordt opgevangen.

Toen de pioniers in de jaren zestig het land aantroffen was het kaal en droog. Het oorspronkelijke oerwoud was voor 99% verdwenen, zoals in veel gebieden in India. In de loop van de jaren werden er 1,5 miljoen bomen geplant, waardoor het grondwater met zes meter steeg, de grond weer vruchtbaar werd. Er ontstond een levendige community die het land bewerkte en een broedplaats creëerde voor een nieuwe aarde. Er wonen inmiddels meer dan 2000 mensen uit 43 verschillende landen: mannen, vrouwen, kinderen, gezinnen.

Waar Arunachala en het werk van Ramana Maharshi meer mannelijk gericht is: op het Zelf, op stille reflectie op het goddelijke, zo is Auroville meer gericht op het vrouwelijke. Alles is rond, creatief, er is van alles te doen waaronder yoga en talloze workshops en cursussen. Ik woon bij een uiterst aardig Indiaas gezin, een man en vrouw met hun twee zoontjes.

De eerste twee dagen ben ik behoorlijk de kluts kwijt. Het is wennen om in een totaal andere omgeving tussen zoveel mensen te zijn. Ik moet me registreren bij het kantoor van Auroville, krijg een soort Auroville creditcard en besluit een scooter te huren om overal naar toe te kunnen rijden, nadat een eerste poging per fiets op niets uitliep. Het probleem is: ik heb nog nooit scooter gereden… Nu kan iedere onbenul scooter rijden, maar op de een of andere manier zijn de meest simpele dingen voor mij de grootste uitdaging. Ik ben op spiritueel terrein meer thuis dan op het aardse… De Indiase jongen legt me lachend uit hoe het werkt en als ik tien minuten later lopend met de scooter aan de hand weer terugkom kijkt hij me verbaasd aan.

Ik vertel hem dat de scooter niet meer start. Hij stapt op de scooter en start weer; ik blijk de handrem ingedrukt te moeten houden bij het starten. Na nog zo enkele ‘opstart’-problemen rijd ik vervolgens over de prachtige wegen van Auroville. Ik heb geen workshop of spirituele oefening nodig, bedenk ik. Gewoon scooter rijden in het Indiase verkeer is voor mij de ultieme oefening in concentratie, stuurmanskunst, vertrouwen en oefening in ontspanning en genieten. Dan blijkt het een heerlijke ervaring. Ik vraag me alleen tijdens het rijden af waarom iedereen zo naar me lacht. Is het zo zichtbaar dat ik voor het eerst op een scooter zit?

Onderweg zie ik reuzenbomen, een meer met duizend lotusbloemen, kleine dorpjes met winkeltjes, een oerbos – Sadhana forest – en leer meer over de grondbeginselen en principes van Auroville. Ik lunch met Lily, die ik al enkele jaren niet gezien heb en ons contact is als vanouds vertrouwd en fijn. We hebben het over relaties, liefde, spiritualiteit en de uitdagingen in ons leven.

Als mijn Indiase gastvrouw hoort dat ik jarig ben vertelt ze dat het traditie is dat mensen van Auroville naar de Ashram van Sri Aurobindo en The Mother in Pondicherry gaan, de stad aan de kust, om daar een speciale darshan te ontvangen. Een darshan is een soort ontmoeting met de meester, maar aangezien beiden allang dood zijn, ben ik benieuwd wat het inhoudt. Een neef van hen brengt me ‘s ochtend achterop zijn motor naar de stad, zeven kilometer verderop. Als scooterrijden door dorpjes al een uitdaging is, dan is achterop een motor bij een jongen van zeventien door het Indiase stadsverkeer een soort kamikaze. Het zou toch jammer zijn als ik op mijn vijftigste verjaardag nou net een dodelijk ongeval krijg, bedenk ik.

‘Vertrouwen’ blijkt het grote toverwoord. Als een bus recht op je af komt, rijd je gewoon door en wijkt op het laatste moment iets naar links. Inhalen doe je op de andere weghelft. Verzekeringen bestaan niet, evenmin als helmen. God beschermt. Het is een andere manier van leven en het blijkt te werken: ik bereik zonder kleerscheuren de ashram.

De ashram ligt in de oude Franse wijk, overblijfsel van een oude chique kolonie. De huizen zijn statig en stralen de koloniale sfeer uit van vroeger. Door een poort in een muur betreed ik de ashram, waar al diverse mensen verzameld zijn. Ik word naar een binnenplaats gedirigeerd, waar verschillende mensen op de grond zitten te mediteren. In het midden van de binnenplaats staat een rechthoekig marmeren altaar waar bovenop een kleurenpracht aan bloemen is gerangschikt. Het blijkt, zo begrijp ik pas later, het graf te zijn van Sri Aurobindo en the Mother. Sommige mensen knielen voor het altaar, raken de bloemen aan met hun voorhoofd en lijken een soort onzichtbare energie van de bloemen tot zich te nemen. Hoewel het me in eerste instantie weer enigszins ridicuul overkomt, zoals veel dingen hier, begint langzaam de magie op me in te werken. Ik leer dat The Mother de energie van alle verschillende bloemen duidde en er een spirituele betekenis aan gaf. Ik kniel neer bij de bloemenpracht en bedenk opeens hoeveel bloemen de laatste tijd voor mij betekenen. Sommige bloemen doen me specifiek aan iemand denken, zoals de lelie voor Lily staat. De Lotus is symbool voor verlichting. De hibiscus staat voor mij voor Dewi, de gepassioneerde liefde. De orchidee doet me aan mijn dochter denken, die enthousiast vertelde dat ze over een orchidee gedroomd had, nadat ze dat bewust gewenst had.

Terwijl ik over de roos nadenk gaan mijn gedachten terug naar de tijd dat ik net gescheiden was en wanhopig en triest naar een vriend in Zuid Frankrijk ging – Jan Roelofs, met wie ik al vele jaren mannenworkshops geef. Hij nam me direct na aankomst mee naar een klein kerkje, l’ Eglise de Valle d’Amour. In stille verwondering betrad ik de kerk en toen ik in het midden van de kerk stond, hoorde ik mijn gidsen spreken:

Je komt hier niet om bij te komen, maar om je werk te beginnen. 

‘Welk werk?’ vroeg ik verbaasd.

Kijk omhoog,hoorde ik als antwoord. Ik keek vertwijfeld omhoog en zag op het plafond van de kerk het symbool van een bloem, de Rosa Mystica, de Mystieke Roos.

De mystieke roos bleek een inwijdingsweg in de liefde te zijn via relaties en sexualiteit, stammend uit een oude esoterische traditie. Ik had een hoop te leren en Lily was een van mijn inwijdsters op het pad geweest.

Terwijl ik zo mijmer hoor ik opeens de stem van The MotherThe work you have done to follow the path of the Mystic Rose is done. Today is a celebation. You have incorporated its energy and wisdom. Now it’s time to give and share your knowledge.

Ik doe mijn ogen open en zie dat het tijd is om naar de speciale darshan te gaan, die plaats vindt in de kamer waar Sri Aurobindo leefde en sliep. Een vijftiental mensen, die allemaal jarig blijken te zijn, gaat naar binnen en gaat op de grond zitten in meditatie. Overal in de kamer staan prachtige bloemschikkingen. Ik sluit mijn ogen en word in een soort hemelse sfeer opgenomen. Opnieuw bemerk ik de magische werking van bloemen, iets wat ik nog nooit eerder zo ervaren heb. Zoals in de Shiva tempel vuur het heilige element is, zo zijn hier bloemen de toegang tot het heilige. Diverse beelden verschijnen voor mijn geestesoog over mijn leven, mijn taak en de mensen die me het meest na staan.

Na een meditatie van ongeveer vijftien minuten krijgt ieder een klein boeket van bloemen, een roos en een spreuk. Daarna mogen we de kamer weer verlaten. Ik koop nog wat boeken met wijsheden van Sri Aurobindo en The Mother en begeef me naar de boulevard aan de kust. Ik zoek een cafeetje op aan het strand, bestel koffie en ontbijt en lees in een boekje getiteld Devi Puja. Het is vreemd om op mijn vijftigste alleen te zijn, maar ik voel me diep gelukkig en verbonden met alles en iedereen. Ik kijk uit over de wijdsheid van de Indische oceaan, waar grote golven tegen de rotsen slaan. Als ik de koffie op heb loop ik naar de oceaan. Ik pak het boeket bloemen, dank de Godin voor alles wat ik geleerd heb en gooi de bloemen als offer in de golven…

Hymne aan Maha Deva

Zij, die in alles doordringt, alles omvat, rijst op uit de zee, door de stem van een enkele man. Met het geluid van de golven die op de kust slaan, opent Zij haar lippen om te spreken… ‘Wie roept mij uit mijn eeuwige sluimer, mijn goddelijke rust in de armen van de grote Leegte?’ brult zij.

‘Ik ben het, Grote Moeder. Ik wil mijn leven en mijn diensten aan U opdragen. Sta mij alstublieft toe in uw aanwezigheid te zijn, u te dienen met heel mijn leven, ten dienste te staan met alles dat ik ben. Laat mij uw voeten eren, uw hart, laat mij uit uw yoni drinken, uw borsten aanraken en in eeuwige omhelzing zijn met uw compassievolle hart. Laat mij alstublieft aan uw zijde zijn voor de rest van mijn leven.’ 

Ze kijkt neer op deze sterfelijke man en haar absoluut compassievolle hart staat hem dit offer aan haar toe. Want beide weten, dat in hun omhelzing, de wereld als nieuw kan beginnen en dat vele zegeningen en creaties voort zullen komen uit hun ontmoeting…

Tijdens mijn korte verblijf in Auroville groeit mijn verwondering en waardering met de dag. Auroville is zoveel meer dan ‘alleen maar’ een oude hippie kolonie; ik besef dat hier een belangrijk experiment voor de mensheid plaatsvindt: een nieuwe manier van samenleven, gestoeld op spirituele principes. ‘Als spirituele waarden de basis vormen van een samenleving, dan worden de materiële behoeften minder.’ In een kleine 50 jaar hebben de bewoners een paradijs gecreëerd, een proeftuin voor de ‘age of Aquarius,’ uiteraard met zijn eigen uitdagingen en beproevingen, maar met een vooruitziende blik voor wat nodig is op aarde in de komende millennia. Twee van de belangrijkste aspecten zijn de aandacht voor de cruciale rol van de natuur en de verbinding met moeder Aarde en een samenleving die op spirituele waarden is gebaseerd, waardoor iedereen kan doen waarin hij het beste is of zijn hart kan volgen, ongeacht de geldelijke beloning.

Lily raadde me aan om hoe dan ook een bezoek te brengen aan de Matrimandir, de tempel van de Moeder, maar in het bezoekerscentrum hoor ik dat de wachtlijst de hele komende week is volgeboekt. Er is geen enkele mogelijkheid om hier verandering in te brengen. Ik leg me er bij neer, maar de laatste ochtend van mijn verblijf word ik met een uiterst sereen gevoel wakker. Ik had een paar dagen gestoeid met het idee om naar het noorden van India te gaan, maar de hele operatie boezemde me angst in. Tenslotte betrof het een trip van zo’n 3000 kilometer heen en 3000 kilometer terug in een week tijd: van het zuiden van India naar de Himalaya… Iets in me zei dat ik er naar toe moest gaan, maar de praktische kant ervan leek me een grote opgave. En daarnaast: waar moest ik heen? De Himalaya strekt zich uit over een gebied van een paar duizend kilometer. Ik ging naar het lokale internetcafe, kreeg als wachtwoord ‘BADRINATH’ en keek naar gebieden als Rajasthan en Uttarakhand, steden als Varanasi, Dharamsala en Rishikesh, maar er was niets wat een belletje deed rinkelen. Alleen het idee: reis naar het noorden…. Ik vroeg verschillende vrienden om raad en allen ondersteunden het idee. Uiteindelijk vond ik een klein reisbureau en boekte een reis van drie dagen per trein en bus naar Haridwar, aan de voet van de Himalaya.Toen ik eenmaal besloten had om te gaan en de reis had betaald werd ik rustig. De bewuste laatste ochtend hoor ik bij het wakker worden de stem van de Moeder: ‘Ga naar de Matrimandir… Je wordt verwacht.’ Ik volg haar raad en begeef me vroeg in de ochtend op mijn scooter naar het centrum van Auroville. Ik ben inmiddels volleerd scooterrijder: de vorige avond had ik met een Indiase vrouw en baby achterop van Auroville terug naar mijn dorp gereden.

Bij aankomst bij het bezoekerscentrum staat een groepje mensen te wachten om met een busje naar de Matrimandir te gaan. Ze hebben allen een toegangskaart. De man die alles regelt kijkt me aan en vraagt wat ik kom doen. ‘Actually I like to visit the Matrimandir, but I don’t have a booking. This is my last day in Auroville,’ antwoord ik. De man kijkt me aan en gebiedt me aan de kant te wachten. Iedereen stapt in de bus en als de bus vol is rijdt hij weg. Ik had me er bij neergelegd dat ik er wellicht niet zou geraken. Het is ok. Ik voel de energie van de Moeder en dat is voldoende. Maar als er vervolgens een tweede groep komt en instapt in een volgende bus, wenkt de man me. Hij kijkt me enigszins vermanend aan, pakt een toegangskaart en drukt die in mij hand. ‘Go to the bus,’ zegt hij. Ik kan nog niet helemaal geloven dat ik toegang zal krijgen, maar langzaam begrijp ik dat ik de Matrimandir in kann, precies zoals de Moeder me ingefluisterd heeft.

De bus stopt bij de groene gazons die zich om de gouden bol uitspreiden en een Engelsman geeft een heldere uitleg en verhandeling over de Tempel van de Moeder. Het is de bedoeling dat we in stilte de bol betreden, witte sokken aantrekken en vijftien minuten in de ‘inner chamber’ verblijven. Een spiraalvormig pad loopt van onderaf de bol in en binnenin lijk ik in een soort Star Trek-achtig decor terecht te zijn gekomen. Alles is verlicht door een oranje schijnsel, dat de kleur van de hibiscus representeert, het symbool van Auroville. Het geheel is gebaseerd op een visioen van de Moeder. Eenmaal aangekomen in de inner chamber zie ik hoe in een strakwitte ruimte twaalf witte pilaren in een cirkel staan, met als dertiende in het midden een straal van licht die vanuit het dak loodrecht naar beneden schijnt op een enorme glazen bol.

Ik ga op de grond zitten en sluit mijn ogen. Ik voel nog steeds de zachte aanwezigheid van de Moeder en haar stem klinkt in mijn oor.

Welkom in de tempel van Bewustzijn, de twaalf pilaren van licht, die de twaalf kwaliteiten van goddelijke Inspiratie representeren, ondersteund door de vier hoekstenen van de goddelijke Moeder: Mahakali, Mahalaksmi, Mahadevi en Mahasarasvati. Hier kondigt het hoogste licht van de dertiende een nieuwe tijd aan, de komst van het Aquarius-tijdperk. Door met elkaar te delen en te communiceren zal deze nieuwe wereld verwezenlijkt worden. Geniet ervan, want de geboorte van een nieuwe tijd komt eraan; Mahakali kondigt de gouden tijd van bewustzijn, liefde en compassie aan.

Daarnaast krijg ik opnieuw heldere en concrete richtlijnen voor mijn werk in de komende jaren en over mijn rol. Toen ik naar India vertrok had ik een vaag vermoeden dat ik mijn lot onder ogen moest zien, – to face my destiny, zoals mijn gids had gezegd – en nu voel ik de concrete implicaties daarvan. De grootsheid kan ik nauwelijks bevatten, maar is overduidelijk. Ik heb mijn taak volop aan te gaan en iedere twijfel die ik in de afgelopen jaren nog heb gehad verdwijnt geheel. ‘To be of service to the divine is the surest way to realisation,’ schreef de Moeder. Dit is het resultaat van de weg van de Mystieke roos: na de diverse knoppen die leiden tot verdere groei, is de uiteindelijke knop de roos zelf, de gerealiseerde ziel die haar geur en kleur verspreidt, ongeacht of ze wordt opgemerkt of niet. Ik voel opnieuw de vreemde combinatie van totale overgave aan het niet-weten en een goddelijke kracht die alles leidt en me het gevoel van uiterste rust, concentratie en extase geeft.

Ik heb een paar dagen gestoeid met het idee om naar het noorden van India te gaan, maar de hele operatie boezemt me angst in. Tenslotte betreft het een trip van zo’n 3000 kilometer heen en 3000 kilometer terug in een week tijd: van het zuiden van India naar de Himalaya… Iets in me zegt dat ik er naar toe moet gaan, maar de praktische kant ervan lijkt me een grote opgave. En daarnaast: waar moet ik heen? De Himalaya strekt zich uit over een gebied van een paar duizend kilometer. Ik ga naar het lokale internetcafe, krijg als wachtwoord ‘BADRINATH’ en kijk naar gebieden als Rajasthan en Uttarakhand, steden als Varanasi, Dharamsala en Rishikesh, maar er is niets wat een belletje doet rinkelen. Alleen het idee: reis naar het noorden…. Ik vraag verschillende vrienden om raad en allen ondersteunen het idee. Uiteindelijk vind ik een klein reisbureau en boek een reis van drie dagen per trein en bus naar Haridwar, aan de voet van de Himalaya. Als ik eenmaal besloten heb om te gaan en de reis heb betaald word ik rustig.

De volgende dag vertrek ik samen met Lily richting Pondicherry, waar we samen zullen lunchen, alvorens ik vertrek voor mijn reis naar de Himalaya. Ik vind het moeilijk om afscheid te nemen, nerveus als ik ben voor de lange reis, maar ik weet dat ik mijn taak heb. In het paradijselijke oord van Auroville blijven is een aangenaam vooruitzicht, maar helaas niet de bedoeling. Ik zeg Lily gedag en stap op de bus naar Madras.

Na drie uur reizen bereik ik het overvolle station, waar ik nog vijf uur moet doorbrengen. Ik koop een boek over Shiva, een roman waarin zijn leven wordt beschreven alsof hij ooit echt bestaan heeft. Een prachtig concept, want zoals ik vaker heb gemerkt zijn mythen een soort overgeleverde legenden van verhalen die ooit echt gebeurd zijn. En wellicht geldt hetzelfde voor de oude Goden van India. Het zou me niet verbazen als het gewone mensen zijn geweest die in een ver voorbije tijd een bijzondere rol hebben gespeeld op aarde. In de loop van de eeuwen zijn ze veranderd in heiligen en zijn hun daden uitgegroeid tot mythische legenden.

Om de tijd te doden en mijn honger te stillen loop ik om het station heen en kom in een zijstraatje terecht bij restaurant Shakti. Het is er druk en ik schuif aan een van de tafels aan. De rumoerige en ranzige sfeer van de stad is de overtreffende trap van de chaos in Arunachala. Hier komen al het vuil, de zwervers, de bedelaars, de bussen en scooters in volle heftigheid op je af, terwijl prachtige Indiase vrouwen in hun sari overal rustig tussendoor wandelen. Schoonheid en lelijkheid liggen naast elkaar op straat.

Terwijl ik zit te eten stopt er een klein vrachtautootje met een open laadbak, die pal voor het restaurant een putdeksel opendoet om het riool te legen. Met een emmer aan een haak wordt de bruingele smurrie, die qua kleur verdacht veel lijkt op de curryop mijn bord, emmer voor emmer omhoog getakeld en in de open laadbak gekieperd. Hier en daar valt wat op de grond en de stank is ondraaglijk. India is genadeloos. Het verbloemt niets: alles hoort erbij, het hoogste en het laagste. Dit is Shakti, de kracht van het aardse…

Een uur later slenter ik tussen de pakketten en dozen, tussen wachtende en slapende reizigers door naar mijn treinwagon. Enkele Indiërs hebben hun intrek al genomen in de open coupé. Als ik mijn bed heb gevonden, komt een familie van Sikhs binnen met een enorme hoeveelheid aan bagage. Overal waar nog ruimte was worden tassen, koffers en dozen gestald, zodat er nog maar nauwelijks plaats is om te zitten. Mijn bed bevindt zich echter bovenin de coupé en ik klauter het trapje op om in de nok van de treinwagon te gaan liggen. Langzaam zet de ellenlange trein zich in beweging, om zijn reis dwars door India naar het noorden aan te vangen.

Vier dagen lang schommel ik in bussen, treinen en riksja’s, slaap in een ranzig pension in Haridwar om uiteindelijk aan te komen in Rishikesh, de spirituele hoofdstad aan de voet van de Himalaya. Het subtropische landschap van het zuiden heeft onderweg plaatsgemaakt voor velden met rijst, suikerriet, koolzaad en eucalyptusbomen, om de laatste paar kilometer te veranderen in een dal tussen lage bergen, die de hoge toppen van de Himalaya aankondigen. Ik ben aangekomen in Uttarakhand, het land van de goden, waar in een ver verleden een grote beschaving aan de wieg stond van de huidige Indiase cultuur en spiritualiteit. In de veda’s wordt gesproken over het gouden tijdperk, waarin mensen veel langer leefden dan nu. Een hoogstaande cultuur die uiteindelijk verviel tot het zilveren tijdperk, daarna het bronzen tijdperk en als laatste het ijzeren tijdperk, de tijd van Kali, waarin de mensheid vervallen is tot voornamelijk materiële behoeften en genotzucht en zijn spirituele oorsprong vergeten is. Opnieuw wordt gewacht op een avatar, een geïncarneerde hoge ziel die een uitweg biedt uit de extreme uitdagingen van onze tijd.

Overal kom ik hier tempels en afbeeldingen tegen van de Neelkanth, de redder met de blauwe keel, oftewel Shiva, god van de schepping en de vernietiging. Soms wordt hij afgebeeld in stille meditatie zittend op een tijgervacht, met zijn blauwe huid, zijn drietand, slang om zijn nek, een lingam voor hem. Andere momenten wordt hij afgebeeld samen met Parvati, zijn vrouw, of met Ganesh, hun kind, de god met de olifantskop. Hij vormt samen met Brahma en Vishnu de drie belangrijkste mannelijke goden in het rijke spirituele pantheon van India.

Ik kijk inmiddels uit over de Ganges, de heilige rivier van India, terwijl de avond is gevallen. De geluiden van gebeden, rituelen en het constante getoeter van scooters klinkt over het water. De rivier is hier nog helder en schoon en heeft een sterke energie. Ik snap dat ze hier de rivier – Mother Ganga – als heilig ervaren. Vanochtend deed ik een gebed en meditatie bij een kleine tempel aan de oever van de rivier, de Mahadeva Ganga Mandir. Ik bad voor een goed vervolg van de reis en dat ik alles mag doen wat nodig is, ook in verband met het komende lichtwerk in Afrika. Al enkele weken voel ik hoe sterk en belangrijk dat is. Tegelijkertijd bad ik voor helderheid en inzicht op mijn persoonlijke pad, dat soms uitermate uitdagend is. De reis is fantastisch, maar soms ook eenzaam, uitdagend en moeilijk. Vooral om in de juiste geestesgesteldheid te blijven is een hele uitdaging, vooral als je in plaatsen verblijft die energetisch zwaar of vervuild zijn. Dan kan ik alleen maar afdalen in mijzelf en me verbinden met de kracht en het licht van binnen. Dan krijg ik meestal beelden door of bepaalde inzichten waarom ik in die bepaalde situatie verblijf. Soms heeft dat niets met mezelf te maken, soms ook wel. Vaak ben ik healing werk aan het doen op energetisch niveau.

Ik ga de laatste vijf dagen in van mijn reis door India. Hoogtepunt – en eindpunt – van de reis zal plaatsvinden op 17 februari, de dag van Shivaratri. Van een Sadhu, een heilige jongeman, hoorde ik dat dat feest ter ere van het huwelijk van Shiva en Parvati wordt gehouden. Voor mij symboliseert dat het heilige huwelijk tussen het mannelijke en het vrouwelijke. Een soort verbinding die plaatsvindt in het hart en een diepe verbinding creëert tussen de persoonlijkheid en de ziel, zodat beiden als een eenheid gaan functioneren.


deel 5

Rishikesh, stad van de Maharishi en de Beatles, stad van yoga, Ayurveda en allerhande andere soorten workshops, tantra, meditatie en de bijbehorende toeristische winkeltjes waar van alles te krijgen is. Uit verschillende kanten komt het melodieuze gezang van Om Shiva Om je tegemoet. De stad ligt aan beide kanten van de Ganges, die hier de bergen verlaat om haar lange weg door Noord-India af te leggen. Twee lange hangbruggen overbruggen de snelstromende rivier. Aan de oever zijn diverse ghats, trappen die de rivier inlopen en waar je je kunt baden in het heilige water van moeder Ganga.

De ochtend nadat ik ben aangekomen besluit ik direct van de gelegenheid gebruik te maken. Om 6 uur ‘s morgens wandel ik naar een van de ghats, kijk eerst hoe de Indiërs zich baden en neem dan het besluit zelf het koude bergwater in te gaan. Ik kleed me uit, houd mijn onderbroek aan, zoals de Indiërs doen en dompel me onder in het water. Het is minder koud dan ik dacht en heerlijk fris en schoon. Ik was me en als ik me aan het afdrogen ben staat er opeens een groep Indiase jongemannen bij me, die ook een bad gaan nemen. Er wordt gelachen en gestoeid, ze nemen een duik en willen samen met me op de foto. Het is altijd leuk om dergelijke spontane momenten te hebben. Ik neem ook een foto van hen en wandel dan door.

Zoals het ongeschreven programma hier voorschrijft neem ik zowel een ayurvedische massageals een yogaklas. De massage is een weldaad, maar de yogaklas wordt gegeven door een Indiase man die erg graag laat zien hoeveel hij weet en hoe weinig zijn studenten kunnen. Hij legt de aandacht vooral op de technische kant van de houdingen maar ik mis totaal de ervaring die ik anders met yoga heb. Op een gegeven moment  komt hij bij me staan en legt haarfijn aan de andere studenten uit wat ik allemaal fout doe. Wat een macho-eikel. Met dankbaarheid denk ik aan mijn eigen yogalerares Anat, waar ik al meer dan 13 jaar les van heb en die voor mij het summum is van meesterschap in haar vak.

Na drie keer het stadje rond gelopen te hebben merk ik dat het me wat begint tegen te staan, al die spirituele meesters, workshops, devote prullaria en ik begin het vermoeden te krijgen dat de plek wellicht een beetje over zijn hoogtepunt heen is. Hoewel er nog steeds grootheden komen, zoals Mooji en andere meesters, doet de stad doet me enigszins denken aan een dure hoer: mooi van buiten maar een beetje versleten. Uiteindelijk blijkt alles om geld te draaien. Ik doe de plek wellicht tekort, want ik ben er maar drie nachten, maar langzaam begin ik te beseffen dat ik opnieuw verder moet gaan. Het onbekende roept. De laatste poort van de reis voor het grote feest van Shivaratri begint. Maar waarheen? Op de een of andere manier is het woord Badrinath blijven hangen nadat ik het voor het eerst tegenkwam in de internetwinkel in Arunachala. Het was het wachtwoord voor mijn wifi… Let op de tekens is een van mijn principes tijdens reizen.

Badrinath blijkt een tempel te zijn die in Uttarakhand ligt ten noorden van Rishikesh. Maar de weg erheen is nog zo’n 360 kilometer de bergen in, diep in de Himalaya. En ik heb nog maar twee dagen. Dat betekent één dag heen en één dag terug. Eigenlijk gekkenwerk en sommigen vrienden raden me aan om het gewoon wat rustig aan te doen en in Rishikesh te blijven. Een verleidelijk vooruitzicht, maar het stemt me niet tevreden. Vooruit, om in Tirru het heilige der heilige te zien moest ik vier wandelen op blote voeten en vier uur wachten. Dan kan nu een tocht van 360 kilometer heen en terug ook geen probleem zijn. Het is tenslotte een spirituele pelgrimstocht die ik maak, geen vakantie naar de Bahama’s.

De man die me de ayurvedische massage heeft gegeven brengt me ‘s morgens om half zes in het donker naar het busstation. Daar staan talloze bussen klaar om de bergen in te trekken, ik vind de juiste bus en na enige gejengel om klanten begint de lange tocht de bergen in. Aan weerszijden van de Ganges doemen bergen op uit de mist, die dicht begroeit zijn met allerhande planten en bomen, als in een subtropisch regenwoud. De mist geeft alles een nogal mystieke sfeer en achter elke berg blijkt een nog hogere berg te liggen. De rivier zelf heeft een zachtgroene kleur, met soms witte stranden aan weerszijden, hier en daar een stroomversnelling en diverse adventure kampen langs de kant. Het heeft een hoog Indiana Jones gehalte. Na twee uur gestaag klimmen houden we halt voor een ontbijt, met chai en een heerlijke thali, een Indiase maaltijd van rijst, curry en linzensaus, chapati of nan, een soort Indiaas brood, ik ben dol op dit eten.

Als we verder rijden zie ik dat we opeens boven de mist zijn uitgekomen en dat de rivier ergens ver in de diepte ligt. De weg slingert zich langs nauwe bochten en diepe ravijnen en stijgt en stijgt. Het wordt wat kaler en de beschaving lijkt hier tot een einde te zijn gekomen. Maar op het moment dat ik vermoed dat we bij de boomgrens komen, verandert het landschap totaal. We komen in een vallei die uiterst lieflijk is met alle soorten vegetatie door elkaar: naaldbomen, loofbomen, bananenbomen, palmbomen, bomen met grote rode bloemen in de kruin, roze bloesembomen, cactussen, yucca’s en allerlei andere soorten planten die ik niet ken. Er tussenin liggen kleine dorpjes omgeven door groene terrasbebouwingen met rijst en graan. Het doet alles surreëel aan op deze hoogte. ‘Hotel Shangrila’ lees ik onderweg en ik moet denken aan het boek ‘Lost Horizon’. Daarin vindt een gestrande piloot een verborgen vallei in de Himalaya, die uiterst lieflijk is en en waar onsterfelijke meesters blijken te wonen. Shangrila is een ander woord voor Shambhalla, het gouden koninkrijk.

Uren rijden we door dit prachtige landschap, terwijl we nog steeds verder stijgen en stijgen. Er lijkt geen eind aan te komen. In verschillende stadjes houden we halt om nieuwe passagiers op te pikken. Ik begin me op een geven moment af te vragen hoeveel je nog verder kunt stijgen, maar mijn verbazing is pas aan het begin. De bergen nemen steeds groteskere vormen aan en alle superlatieven schieten te kort. Verder en verder stijgen we, onze bus als een klein scheepje heen en weer schommelend in de oneindige zee van bergtoppen. Ik probeer me bij elke bocht te ontspannen, want de weg doet af en toe bijzonder gevaarlijk aan. Sommige stukken van de weg zijn weggeslagen, op andere plekken liggen rotsblokken ter grootte van een personenauto, die naar beneden zijn komen vallen en de meest spannende momenten zijn als de bus iemand anders moet passeren en vervaarlijk dicht langs de afgrond rijdt. Allerlei cynische gedachten spoken door mijn hoofd, om mijn angst een beetje te bezweren. Als we hier de afgrond in glijden zullen mensen zich later afvragen wat ik hier in godsnaam deed, bedenk ik me. Want dat is me namelijk totaal niet helder. Op basis van een wachtwoord in een internetcafé aan de andere kant van het land 360 km de Himalaya ingaan, op zoek naar wat?

Als we ongeveer zover gestegen zijn dat ik bang word dat we van de aarde afrijden, zoals zeelieden vroeger bang waren dat ze aan het eind van de oceaan van de wereld afvielen, blijken we nog een klim van zo’n duizend meter te gaan hebben. Het houdt niet op. Hoger en hoger rijden we over onmogelijke wegen en de hoogste toppen zijn nog niet in zicht. Als we aan het eind van de middag eindelijk zijn aangekomen stap ik uit in een kaal berglandschap in het stadje Josimath. Verderop liggen de besneeuwde toppen die door de laatste zonnestralen lichtroze kleuren. Het stadje en haar bewoners doet nogal ruig aan. Ik besluit eerst een hotel te zoeken, maar dat valt niet mee. Als ik uiteindelijk een kamer heb in het Nanda Devi hotel gooi ik mijn spullen neer. De lakens zijn vies, de plek is donker en koud en ik ben moe. Ik ga weer naar buiten, drink wat chai en bezoek de tempel in het stadje. Die blijkt naast een eeuwenoude boom te liggen, een oerboom van het soort dat ik nog nooit gezien heb, als een oeroude grootmoeder die al eeuwen de wacht houdt. Ik kniel neer voor de stam en luister naar haar woorden die me influisteren dat het goed is dat ik er ben. Bomen zijn me altijd zeer lief en op de een of andere manier kan ik me er makkelijk mee verbinden, al sinds  ik kind was. Maar zó’n oude boom heb ik nog nooit gezien. Op het bordje ernaast staat dat de boom 2500 jaar oud is en geplant is door Shankacharya, een heilige die het plaatsje heeft gesticht en de tempel van Badrinath heeft gebouwd.

Badrinath blijkt een belangrijke pelgrimsplaats te zijn. There are many sacred spots of pelgrimage in the Heaven’s, earth and the nether world, but there has been none equal to Badri, nor shall there ever be!staat in een foldertje dat ik heb gevonden. Daarin lees ik ook dat in de buurt van de tempel van Badrinath deNanda Deviligt, the bliss-giving goddess, een top van meer dan 6000 meter hoog. Langzaam beginnen wat puzzelstukjes op zijn plek te vallen. In mijn zoektocht naar de Godin ben ik uitgekomen bij een van de hoogste toppen in de Himalaya die gewijd is aan de Godin.

Als ik verder wandel door het dorp vind ik een veel beter hotel en ik besluit uiteindelijk mezelf een plezier te doen en van hotel te wisselen, ook al voel ik me wat ongemakkelijk ten opzichte van de eigenaar van het eerst hotel. De man is licht verontwaardigd en ik bied mijn verontschuldigingen aan. Ik neem me voor om mezelf nooit meer zo’n shabby hotel aan te doen. Het nieuwe hotel is zeer prettig en ik neem mijn intrek in de kamer. Het is inmiddels donker. Morgenochtend begint de dag vroeg. Ik heb een taxi geregeld naar een dichtbijgelegen Shiva tempel, om mijn puja te doen voor het grote Shiva feest, dat morgen begint en daarna naar een plek te gaan waar je de Nanda Devi kunt zien. Een glimp van het goddelijke…. Maar in de stilte van mijn kamer voel ik de energie die daarachter ligt, the beyond, het gouden koninkrijk van de meesters, die me wijsheid en inzicht geven…

Ik ben Kali, de gelukzaligheid schenkende Godin. Ik ben de vernietiger van kwaad, van gedachten, daden en emoties die van het ego komen, vanuit zelfgecentreerdheid. Kom naar me toe en buig aan mijn voeten en ik zal je angsten, je zelfzuchtige verlangens en je gehechtheid aan het ego vernietigen. Het is in diepe overgave dat je kracht zult vinden. Het is in dankbaarheid dat je zult overwinnen. Het is in liefde dat je de dood zult verslaan. 

Shiva’s drietand is de manifestatie van deze drie krachten: liefde, wijsheid en kracht. De tijgerhuid aan zijn voeten is het symbool van het overwinnen van zijn angsten en bange gedachten. Het derde oog is zijn ontwaakte innerlijke staat van bewustzijn. Hij weet dat er niets anders in de uiterlijke wereld is om te overwinnen, dan zijn eigen angsten. Dit is de ultieme vernietiging van het kwaad. Zijn ergste vijand is zijn eigen denken, zijn eigen gevoelens, zijn eigen daden die niet op één lijn liggen met het goddelijke. 

Als Shiva zich aan mij, Kali, vernietiger van kwaad, overgeeft en buigt aan mijn voeten en gaat liggen terwijl ik mijn dans van dood dans, weet hij dat hij niet vernietigd kan worden door wat dan ook in de wereld, behalve door zijn eigen ego. 

Door zich over te geven aan de grootste angsten en vijanden van zijn geest is hij vrij van karma en vrij van banden. Ik garandeer hem sublieme gelukzaligheid, kracht en extase vanwege zijn overgave. Hierdoor wordt hij de Neelkanth, de redder van de mensheid, degene die mensen bevrijdt van hun fouten en destructieve lot. Geniet van mijn vrijheidsstrijd en neem deel aan de kracht van overgave en dankbaarheid door te buigen aan mijn voeten en je angsten en twijfels een mij over te geven. Ik ben Kali, vernietiger van kwaad, de gelukzaligheid schenkende Godin…

If you want to overcome the duality of the two riverbanks, go to the source…

De ochtend van Shivaratri sta ik vroeg op. De lucht is, in tegenstelling tot de dagen ervoor, stralend helder: het is een prachtige dag om de pieken van de Himalaya te kunnen zien. Mijn taxi-chauffeur die me naar de Shivatempel zal brengen is er echter nog niet en ik slenter wat rond in het stadje waar ik verblijf. Ik neem een ontbijt in restaurant Parvati, drink wat chai en wacht op de taxi. Maar de tijd verstrijkt en de taxi komt niet opdagen. Ik probeer me af te stemmen op wat ik te doen heb, maar er komt geen enkele ingeving. Vandaag is de dag, maar wat te doen? Ik ben meer dan 3000 kilometer door heel India hierheen gereisd, maar ik heb geen idee waarvoor. Ik hoor de belletjes van de kleine tempel bij de oude boom waar ik de avond ervoor ben geweest en besluit er naartoe te lopen. Ik doe mijn schoenen uit, loop het tempeltje in en zie hoe de Shiva lingam wordt geëerd met water, bloemen en melk, het eeuwenoude ritueel om de goden te eren. Ik krijg van de priester een rode, witte en gele stip op mijn voorhoofd en buig voor de lingam. Ik vervolg mijn weg, krijg nog drie keer een stip op mijn voorhoofd, waardoor het meer lijkt of ik een schotwond in mijn voorhoofd heb dan een spiritueel teken en ga buiten onder de oude boom zitten. De stam is wel meer dan zes meter in doorsnee. De opkomende zon beschijnt de toppen van de Himalaya.

Hier ben ik, alleen aan de voet van de goden. Dertien jaar geleden was ik in de oudste en grootste Shiva tempel van India, met duizenden lichtjes, dit keer ben ik in de allerkleinste tempel, met een simpel altaar, wat belletjes en een blik op de reuzen van de aarde. Langzaamaan komt het dorp tot leven en komen de bewoners één voor één hun eer bewijzen aan de goden. Ze buigen voor de boom, raken de belletjes aan met hun handen, krijgen hun stip op het voorhoofd en gaan de tempel in voor hun puja. Van jong tot oud komt naar de boom en hoe langer ik er zit, hoe meer ik gefascineerd raak door het hele schouwspel. Ik vergeet mijn afspraak met de taxichauffeur om naar de Shivatempel te gaan. Ik heb mijn tempel gevonden.

Opeens word ik me gewaar van een grote spleet in de boom, waarvoor een van de priesters een klein altaar heeft gemaakt. Boven de spleet hangt een afbeelding van Kali die bovenop Shiva danst. Ik herinner me hoe een vriendin me op Facebook had geschreven dat ik moest zoeken naar de levensboom en de vorm van een vulva. Je zult het herkennen als je het ziet, schreef ze. Ik ben er. Langzaamaan dringt tot me door dat ik alle verwachtingen, plannen en ideeën los mag laten om gewoon hier aanwezig te zijn, in de simpele aanwezigheid van de oeroude grootmoeder die waakt over deze mensen. Net als eerder op de reis sta ik verbaasd over de schoonheid van de eenvoud, het leven dat zich ontvouwt als we bereid zijn alles los te laten.

Ik besef dat onze wereld is doorgeschoten in zijn welvaart, in het idee dat we de wereld en het leven kunnen vormen naar onze wensen, in plaats van ons over te geven aan de schoonheid en rijkdom die er altijd al is. Hoe bestaat het dat we dat niet kunnen zien en altijd streven naar meer, groter en beter. Het wordt me zo duidelijk dat onze cultuur in sneltreinvaart op een catastrofe afstevent omdat we de oude spirituele waarden vergeten zijn, vergeten zijn dat we kinderen zijn van de Grote Moeder en dat het enige dat we te doen hebben is ons over te geven aan haar kracht en liefde. In plaats daarvan hebben we een matrix gebouwd waarin eenvoud, schoonheid en wijsheid vervangen is door begeerte, winst en consumptie. Onze welvaart is een ziekte geworden. De meest extreme uiting ervan is de financiële wereld, onze nieuwe God, waarmee we een toren van Babel bouwen die zijn weerga niet kent. Ik besef dat het inderdaad tijd is voor de Neelkanth, de vernietiger van het kwaad, want onze wereld lijkt zich op een vervaarlijk hellend vlak te begeven en we hebben het niet door. Maar zoals ik tijdens de reis heb geleerd is het kwaad niet buiten ons, maar in ons, in mij. Om mijn werk te doen en mijn boodschap te kunnen vertellen is het zaak dat ik mijn eigen demonen, onzekerheid en angst overwin. Dat lijkt de reden voor de hel waar ik de afgelopen maanden doorheen ben gegaan. Ben ik in staat om het donker in mijzelf aan te kijken en toch niet de moed te verliezen? Is dat niet het proces waar we collectief ook doorheen moeten gaan? Om een mission impossible uit te voeren, een verandering die ieder voorstellingsvermogen te boven gaat?

Terwijl ik aan de voet van de boom zit krijg ik een glimp te zien van het goddelijke mysterie, van het onvoorstelbare feit dat we leven op deze aarde en de perfectie ervan. Kinderen, ouden van dagen en families lopen langs me heen en de tijd verstrijkt. De tranen stromen over mijn wangen bij het aanschouwen van de eenvoudige schoonheid. Niet de glitterspiritualiteit van Rishikesh, met zijn guru’s in oranje gewaden en lange baarden en allerhande boedhhabeeldjes en snuisterijen, maar de simpele devotie, het plezier en de eenvoud van deze mensen raken me tot in het diepst van mijn ziel.

Ik voel me nietig bij de grootsheid van het schouwspel en word me gewaar van de boom die hier al 2500 jaar staat, een van de oudste levende wezens op aarde. Ik hoor haar stem tot me spreken, bemoedigend als een liefdevolle wijze grootmoeder.

Ga terug de wereld in. Overwin je twijfel en angst om niet goed genoeg te zijn. Neem je rol op je als de Neelkanth, zoals zoveel anderen in deze tijd. Het is een collectief ontwaken, waarin jullie allemaal een stap naar voren moeten doen om je rol op je te nemen, je moed te vinden en je bestemming te vervullen. Jouw bestemming is om te leiden en dapper genoeg te zijn om jezelf zichtbaar te maken, om je verhaal aan de wereld te vertellen. Herinner je: het is niet in het resultaat of in de perfectie dat je zult slagen, maar in je menselijkheid, je liefde, je openheid. In je imperfectie ben je precies wat je moet zijn: een prachtig mens, een man die zijn hart volgt, zelfs midden in stormen en tegenslag. Vertrouw dat alles ok zal zijn en dat liefde op je wacht. Wanhoop niet, maar laat je angsten en verlangens los.

Ik weet dat het tijd is om terug te gaan, de lange reis vanaf de bergen per bus, trein en vliegtuig naar huis, maar eerst besluit ik nog een laatste etappe af te leggen: ik neem de kabelbaan in het dorp omhoog en stijg nog eens duizend meter hoger. Met iedere meter wordt het panorama van de Himalaya groter en weidser en de toppen van de besneeuwde giganten steken spits en helder af tegen de blauwe lucht. Dit zijn de Goden, de reuzen uit de oude verhalen die de mensheid inspireerden tot grote daden, tot diepe inzichten en tot nieuwe stappen in de evolutie van de mensheid. Hier hebben wijzen en heiligen hun inspiratie opgedaan, heeft Vyasa de Mahabarata geschreven, is de kennis van de veda’s doorgegeven en hebben vele spirituele tradities hun oorsprong. Go to the source… Ik denk aan de Boeddha die honderden jaren terug tot de ontdekking is gekomen dat alle lijden voortkomt uit begeerte. Ik heb mijn eigen worsteling met begeerte en verlangen en weet dat hier ergens de sleutel moet liggen. Maar ik ben er nog niet uit hoe.

Terwijl ik in twee dagen in racetempo terug moet reizen om op tijd mijn vliegtuig in Bangalore te kunnen halen, voel ik de aardse worsteling groter worden. Ik raak de rust van de bergen weer kwijt en terwijl ik in een koude en vieze treincoupé Delhi nader lijkt mijn innerlijke strijd steeds meer toe te nemen. Mijn emoties en verlangens lijken een groot monster te worden dat ik maar nauwelijks kan bedwingen. Ik denk aan de kracht van Kali, maar durf me niet over te geven. Uiteindelijk kan ik niet anders dan me gewonnen geven, de strijd is te groot. Ik val voorover in haar zwaarden, ze hakt me tot mootjes tot er niets meer van me over is en ik niet meer ben dan stof. Maar tegelijkertijd maakt haar razernij zich van mij meester. Ik ben mijn eigen strijd zo zat, zo moe, dat ik woedend word, ziedend en de kracht van Kali deel wordt van mijzelf. Ik begin als een wilde in te hakken op het monster van mijn eigen angsten, begeerten en pijn. Ik hak en hak, maar het monster lijkt alsmaar groter te worden. Bij iedere kop die ik er af hak verschijnt er een nieuwe bij. Dit is te groot en ik faal jammerlijk. Ik roep de hulp in van Jezus, van Shiva en van alle Goden en vrienden die ik ken en opeens komt er een stil inzicht. Dit is niet alleen jouw strijd, dit is de strijd van de mensheid. Dit monster bestaat uit alle begeerten en verlangens van India, van de wereld, van de zucht naar geld, rijkdom en macht. Ook India valt ten prooi aan de westerse consumptiedrang, het monster van kapitalisme en van hoogmoed. Daarmee verliest ze haar spirituele wortels en de kennis van de oude tradities.

‘Is er nog hoop?’ vraag ik en het gezicht van de premier van India, Moody, komt me voor de geest. Ik spreek met hem en vertel wat ik weet en heb geleerd. Ik vertel hem dat de westerse manier van leven een illusie is, een gouden belofte die uiteindelijk uitmondt in een ramp als we niet op tijd inzien wat we aan het doen zijn. Ik vertel over de Neelkanth en dat het tijd is om de oude mythen nieuw leven in te blazen. Dat het aan ons is om de voorspelling van de rishi’s, de zieners uit ver vervolgen tijden, opnieuw te vervullen. Ik weet dat hij mijn woorden hoort, ook al lig ik te verkleumen in mijn treincoupé en is hij ergens anders in deze miljoenenstad. Het maakt niet uit.

Only by trust you will conquer.

Ik hak het monster aan stukken en breng de doodssteek toe en het enige beeld dat uiteindelijk overblijft is dat van een klein baby’tje, gewikkeld in doeken. Ik zie mezelf, in onschuld en schoonheid. Het monster is geweken.

Ik zoek mijn weg via riksja’s, bussen en metro’s naar de luchthaven en ben net op tijd voor mijn vlucht naar Bangalore, de stad in het zuiden van India, vanwaar ik verder vlieg naar Dubai en Amsterdam. Terwijl ik in het vliegtuig zit overvalt me een onuitsprekelijke moeheid. Mijn lijf doet zeer van de emotionele en energetische strijd die ik heb geleverd en ik besef voor de zoveelste keer dat mijn individuele strijd deel is van de collectieve strijd, waarin we allemaal verwikkeld zijn. De kunst is om uit de matrix te stappen van onze individualiteit en afgescheidenheid en te beseffen dat we deel zijn van het grotere geheel. Daarin ligt de verlossing en de bevrijding van onze eigen pijn en strijd.

EINDE