Ton van der Kroon reist sinds 1987 naar heilige plaatsen overal ter wereld op zoek naar oude spirituele tradities en mysteriescholen. Wat hebben die heilige plaatsen te vertellen? Waarom zijn ze belangrijk?
Reisdagboek, Israel 2003, HEBRON
‘Hier had mijn vader een winkel,’ vertelt Achmed. Ik kijk naar het lege pand met zijn kapotte ramen.
‘Er is hier niets meer,’ verzucht Ihab. ‘Sinds de intifada en de gevechten is iedereen gevlucht.’
Samen met drie Palestijnse vrienden – Ihab, Amer en Achmed – loop ik door de hoofdstraat van Hebron, de oude Bijbelse stad van Abraham en Sarah. Het oude centrum met zijn labyrint van steegjes, gangen en trappen is verlaten op een paar ratten na. Als vier cowboys lopen we schouder aan schouder door de kapotgeschoten straten van Hebron. De joodse soldaten kijken vanaf hun stellingen naar beneden naar wat we hier doen.
Ihab laat mij trots zijn lagere school zien.
‘Kijk, daar speelden we altijd. Vroeger was het hier een drukte van belang. Een soort duizend en een nacht. Er waren overal kooplui, groenten, geiten en kamelen.’
Terwijl we een klein steegje inlopen bekruipt me een vreemd gevoel, alsof ik terug ga in de tijd. Als we door een paar poortjes heen lopen staan we opeens voor het doel van onze tocht: de kerk – of is het een moskee of synagoge? – waar Abraham en Sarah begraven liggen. We moeten een half uur wachten terwijl de Israëlische soldaten ons paspoort checken. Het zijn twee jonge mannen en een vrouw.
‘Hi,’ zeg ik en ik lach naar ze. Ze zijn niet ouder dan Ihab, Achmed, Amer of ik. We kijken elkaar aan. ‘Sjalom,’ groeten ze terug. ‘Salaam,’ antwoorden de Palestijnse mannen.
De kerk is gescheiden in twee aparte delen; één deel voor de Palestijnen en één deel voor de Joden. Daartussenin ligt het graf van Abraham en Sarah. Dan dringt de ironie en schoonheid van de situatie tot me door; Abraham is stamvader van zowel de Christenen, de Islamieten en de Joden. Drie zonen van dezelfde vader. Drie zonen die de weg kwijt zijn, in strijd met elkaar, al vele eeuwen lang. En hier loop ik, samen met vier Islamieten en bewaakt door een aantal Joden. Hier is de oorsprong van een conflict dat al eeuwen sluimert en in onze tijd weer heftig de kop opsteekt.
Terwijl de drie vrienden rondlopen kniel ik neer bij het graf van Abraham, dat vier meter onder de grond ligt. Ik sluit mijn ogen en opeens wordt alles stil om me heen. Vanuit de stilte lijkt een andere dimensie zich te openen, een wereld die achter de wereld ligt, zo dichtbij en toch zo veraf. Als uit een ver verleden zie ik het beeld van een karavaan met kamelen voorbijtrekken. Oude meesters en wijzen, mannen en vrouwen, kinderen en dieren, trekken in een trage stoet voorbij. Ze voelen zo vertrouwd, alsof ik ze al eeuwen ken. Ik aanschouw het tafereel. Als de stoet voorbij is, kijkt de laatste achterom. ‘Sluit je bij ons aan. Wij zijn je familie,’ klinken de woorden in mijn hoofd.
‘Waarheen?’ vraag ik.
‘Naar de berg, de heilige berg…’
‘Wat moet ik doen?’
‘Sluit je bij ons aan en ga op zoek naar de berg van de meesters… Breng de mensen samen. Het wordt tijd dat de stammen zich weer verenigen. De tijd van strijd is over.’
De stilte verdwijnt, en Amer komt naar me toe lopen. Hij kijkt me wat angstig aan. ‘Gaat het?’ vraagt-ie bezorgd.
‘Jawel,’ antwoord ik ontwijkend.
De volgende dag rijd ik samen met Amer naar de Dode Zee om iets van het land te zien. Als we de heuvelrug afrijden waar Jeruzalem op ligt dalen we steeds verder af in de enorme diepe vallei van de Dode Zee, 400 meter onder zeeniveau.
Rechts van me zie ik de wand van de vallei met zijn zandrode bergen. Het gebied komt me wonderlijk genoeg heel bekend voor. Ik krijg hetzelfde gevoel als in de moskee van Abraham, alsof het doek van de tijd voor een seconde wordt opgelicht. Twee kilometer verderop is een afslag met een bordje ‘Qumran’. Dan opeens wordt me een heleboel duidelijk. We rijden rechtstreeks naar de plek van de Essenen, een gnostieke gemeenschap die rond 100 voor Christus Jeruzalem verliet en zich in Qumran vestigde. Tweeduizend jaar later vind een herder een aantal stenen kruiken met perkamenten en papyrusrollen erin. Evangelieën, zoals het evangelie van Thomas en het evangelie van Philippus, eeuwen geleden door de kerk verboden, komen opeens weer aan het licht. Een meer spirituele visie op het Christendom openbaart zich. In deze beide evangelieën wordt veel meer ingegaan op de innerlijke weg naar God, de esoterische traditie, in plaats van de uiterlijke weg naar god door middel van wetten, geboden en boeken – de meer exoterische traditie die de Christelijke kerk heeft aangenomen. Als in 325 na Christus tijdens het concilie van Nicea de officiële leer van de kerk wordt vastgesteld onder leiding van de Romeinse keizer Constantijn de Grote, wordt de esoterische traditie verboden. Tientallen evangeliën verdwijnen uit de kerkleer en worden verbrand of vernietigd. Voortaan bepaalde de kerk wat en hoe je moest geloven…
‘Wil je de plek zien?’ vraagt Amer. ‘Ik ken het niet.’
Ik vertel hem wat ik weet terwijl we tussen de ruïnes doorlopen. De naam Essenen betekent ‘genezers’ of ‘healers’. De Essenen waren experts op het gebied van kruiden en bezaten kennis over de geneeskrachtige werking van bepaalde steensoorten. Ze kenden oude manieren om te genezen door middel van klanken en licht. Ieder woord of klank heeft een energetische werking, die diep op de ziel inwerkt, en voorbij de materie gaat. Het lichaam is een uiting van die onderliggende energie, die –als ze verstoord is – tot ziekte en disbalans kan leiden. Maar bovenal genazen de Essenen door middel van het Licht van bewustzijn; door handoplegging, gedachtenkracht en de kracht van gebed en vergeving. De verhalen in de Bijbel spreken er boekdelen over. De Essenen noemden zichzelf Zonen van het licht. Jozef en Maria waren ingewijden in de traditie van de Essenen, evenals Jezus en Maria Magdalena.
Veel van hun kennis ontleenden ze aan oude teksten uit Egypte en andere, nog veel oudere mysteriescholen zoals de boeken van Enoch, de zoon van Noach. De Essenen kleedden zich in het wit, namen dagelijks baden om zich te reinigen en leefden een sober en eenvoudig leven. Overdag werkten ze op het land, in de pottenbakkerswerkplaats of in de schrijfzaal, en ‘s avonds kwamen ze tesamen om de maaltijd te nuttigen, samen te bidden en de heilige teksten te bespreken. De Essenen waren de eerste en misschien wel meest oorspronkelijke christelijke geloofsgemeenschap, hoewel hun wortels in veel oudere tijden liggen.
Veel van de teksten gingen over de naderende apocalyps en de komst van de Messias. Daarom was het van groot belang dat zoveel mogelijk van de oude kennis bewaard bleef. Hun kennis vindt later zijn weg via de Paulisianen in Griekenland, de Manicheeërs in Perzië, de Bogomielen in Bulgarije naar de Katharen in Zuid Frankrijk in de 11e en 12 e eeuw. Ondanks het verbod van het concilie van Nicea bleef de esoterische traditie ondergronds bloeien, totdat het Vaticaan tijdens de Albigenzer Kruistocht alle Katharen uitmoordde. Maar ook toen nog ging de oorspronkelijke kennis niet geheel verloren. Troubadours maakten er verhalen en liederen over, zoals het verhaal van Parcival en de Graal, of de Chansons de l’Amour, en gnostieke gezelschappen als de Rozenkruizers en de Vrijmetselaars pakten de draad in het geheim weer op.
Ook de Islam lijkt zijn wortels te hebben in die vroeg-christelijke esoterische groeperingen, die de Arabische woestijn in zijn gevlucht na de verovering door de Romeinen. Jezus is een van hun profeten, net als Mozes en Aberaham, hun stamvader. Aan de binnenkant van de Islamitische rotskoepel in Jeruzalem staan uitgebreide teksten over Christus.
De Essenen intrigeren me. Zouden dit de meesters zijn, waar het visioen over sprak? We bekijken de ruïnes van de gemeenschap, hun bidplaatsen, hun badhuizen en de oude teksten die er nog zijn. Er is niet veel over van de plaats waar de gemeenschap leefde. In 60 na Christus, als Jeruzalem wordt vernietigd door de Romeinen, zijn de Essenen gevlucht. Het hele joodse volk werd verbannen uit het Heilige land om vervolgens tweeduizend jaar over de aarde te zwerven voordat ze terug kunnen keren. Hun beeld van de apocalyps leek niet ver bezijden de waarheid. Wie waren deze mensen? Wat was hun boodschap? En wat is er met ze gebeurd?
Als we ‘s nachts overnachten in Jericho, de oudste stad ter wereld, die vlak bij Qumran ligt, droom ik over een oude wijze man in een wit gewaad. Hij heeft een donkere baard, is groot en stevig van postuur en heeft een groot gevoel voor humor en relativering. Hij doet me aan Amer denken. ‘Ik ben je gids. De tijd is gekomen dat de oude kennis weer vrijkomt. Zoek naar de heilige berg waar de kennis ooit verborgen is.’ In de droom blijft hij maar wijzen… Naar het zuiden, naar het zuiden….
We besluiten de volgende dag zuidelijker af te reizen naar een fort dat Masada heet. Ik ken de plek van horen zeggen, van oude verhalen over oorlogen en veldslagen. Een oude plek van de Joden, de Zeloten en de Essenen. Zou dit…?
We rijden langs de Dode Zee naar het Zuiden en na wat plantages van palmbomen rest er niet veel meer dan bergen, woestijn en zoute waterbekkens. De weg wordt stiller en stiller. Als de Dode Zee bijna ten einde is, verdampt in kale zoutplaten, treffen we de afslag die naar ons einddoel leidt: Masada.
Voor ons doemt een berg op met een groot en onneembaar fort erbovenop. Als een schip ligt het tegen de kade van de rotswand die de Dode Zee Valleri omhult. De wanden zijn steil en worden aan alle kanten door kloven omringd. Vanaf een toeristische entree loopt een kabelbaan naar de top. We lezen het verhaal over Masada bij de entree:
Terwijl de hele Middellandse Zee in de greep was van de Romeinen boden alleen de Joden nog weerstand tegen deze oppermacht, die met de adelaar in hun vaandel alle andere volken onderwierpen. Bij de verwoesting van Jeruzalem vluchten +/- 900 Zeloten, de meer politieke tak van de Joden en de Essenen naar de bijna onneembare vesting Masada. Ze worden echter verraden en het Romeinse legioen belegert de berg. Als de Romeinen na een aantal dagen de berg innemen kunnen ze niemand vinden. Na lang zoeken ontdekken ze de 900 Joden – mannen, vrouwen en kinderen – die in rijen op de grond liggen, allemaal dood…
Amer en ik besluiten om in plaats van de kabelbaan het slangenpad te nemen, een paadje dat kronkelend de berg opgaat. Het is een tocht van twee uur lopen, en terwijl de hitte steeds meer toeneemt lijkt de tocht meer en meer op een stille meditatie.
Ik besef me opeens het grote belang van de strijd om deze berg. Met de verovering van Masada is de laatste weerstand tegen het Romeinse rijk gebroken, maar het verhaal gaat nog verder. De Joden waren de bewaarders van de oude esoterische kennis. De Romeinse macht versloeg niet alleen het Joodse volk, maar nam uiteindelijk ook hun godsdienst over, veranderde het en maakte van Jezus hun eigen held. De man die ze zelf aan het kruis hadden gehangen – de meest pijnlijke dood voor niet-romeinse burgers – wordt de mascotte van de hele Christelijk kerk.
Het Christendom lijkt met de verschuiving van Israël naar Rome te veranderen van een Joods/Esseense traditie gebaseerd op eenvoud, genezing en liefde, tot een ‘roomse’ traditie gebaseerd op macht en verovering. De Graal verdwijnt, het zwaard overheerst. Zelfs de vorm van de kerk wordt afgeleid van het Romeinse legioen: één bevelhebber aan de top van de piramide – de paus – daaronder de kardinalen, bisschoppen en priesters– a la de centuriones, decuriones en legionaires – en dan het voetvolk.
Met de strijd om Masada verdween het oorspronkelijke geloof ondergronds, totdat twee millennia later delen van de oude teksten opnieuw gevonden worden: De Dode Zee rollen. Het Vaticaan doet er in eerste instantie alles aan om de teksten niet in de openbaarheid te laten komen. Kardinaal Ratzinger is op dat moment het hoofd van de Congregatie van de Geloofsleer – voorheen genoemd: ‘De inquisitie’ – en wil koste wat koste voorkomen dat de ketterse teksten worden vrijgegeven…
Terwijl ik verder sjok door de hitte zie ik beelden van lang vervlogen tijden.
Boven ons vliegen een aantal roofvogels. We gaan traag voort. Opeens hoor ik stem van de man uit mijn droom, alsof hij een levende aanwezigheid is die naast me staat. “Ik ben Zebedeus, de Zeloot. Ik was een priester uit de tijd van de Essenen, in de lijn van Abraham. Ik ben de bewaker van deze plek. Ik neem je mee terug in de tijd, zodat je weet wat er gebeurd is…’
Het lijkt alsof ik beelden zie uit de geschiedenis; enkele priesters die vlak voor de verwoesting van de tempel in Jeruzalem de heilige voorwerpen uit de Ark van het Verbond meenemen en naar de Dode Zee vluchten….Mannen en vrouwen die de tocht naar boven afleggen… de grote waterreservoirs die onder de grond zitten… de bijeenkomst waarop wordt overlegd wat er gedaan moet worden… de Romeinse legioenen die aan de voet van de berg hun kamp opslaan… In allerijl worden de heilige voorwerpen, de oude boeken en voorwerpen, begraven en wordt besloten om collectief zelfmoord te plegen. Iedereen die een zwart lootje trekt brengt negen anderen om en pleegt daarna zelfmoord… Rijen doden liggen naast elkaar.’
Het zweet breekt me uit en ik ga zitten.
‘Waarom moet ik dit zien?’ vraag ik Zebedeus. ‘Geen vragen. Blijf kijken,’antwoord de priester vriendelijk. Ik zie mezelf een trap aflopen, diep de aarde in. Het is dezelfde tijd van de verovering van de Romeinen. Ik sluit de ingang achter me hermetisch af. Diep onderin de berg kom ik in een ruimte waar vele tekstrollen en kleitabletten zijn opgeslagen. Ik heb mezelf opgesloten in de ruimte met de heilige teksten. Tussen de teksten liggen een aantal stenen. Ik krijg het steeds benauwder, stik bijna en als ik bijna sterf van uitputting zie ik letters als licht opvlammen uit de stenen. ‘Dit zijn de stenen van creatie uit de tijd van Echnaton, een van de meesters van de Grote Witte Broederschap. Het zijn de stenen die nodig zijn in tijden van transformatie, van chaos en wederopstanding. Onze periode was een poort in de tijd waarin we geheime kennis konden opslaan; In jullie generatie is het de bedoeling dat deze kennis weer vrijkomt, zodat de veranderingen die jullie te wachten staan vanuit een spiritueel bewustzijn begeleid kunnen worden. Het is tijd dat de strijd die er woedt tussen de drie religies – Het Christendom, de Islam en het Jodendom – ten einde komt. De enige manier daarvoor is terug te gaan naar de oorsprong; de bron waaruit alle drie de takken zijn voortgekomen. Dan zul je beseffen dat alles één is, en dat afscheiding slechts een illusie is. Christus was geen eigennaam van een persoon, zoals er later van is gemaakt, noch de stichter van een godsdienst. Christus is de benaming voor het lichtlichaam dat in ieder van jullie verscholen zit en zich kan openbaren door genezing, vergeving en liefde. Laat jullie gehechtheid los aan je cultureel bepaalde religies, om elkaar werkelijk te zien zoals je bent: broeders en zusters van de Ene; van het Licht dat door allen heen schijnt.’
Als we bovenaan gekomen zijn wacht ons een prachtig uitzicht over de hele Dode Zee vallei. Amer lacht en wijst over het land. In gedachten zie ik duizenden mensen dansen in de vallei. Een feest ter verbinding van alle godsdiensten, van het goddelijke in alles…
Leestips:
– Herinneringen van Essenen, Anne en Daniel Meurois, uitgeverij Ankh Hermes
– Het Aquarius Evangelie, Levi Dowling, uitgeverij Schors
– De Onbekende Jezus, Joanne Klink, uitgeverij Ten Have
Kader
‘En allen die rondom hem stonden luisterden in verwondering naar zijn woorden want er lag kracht in zijn woord en hij onderwees geheel anders dan de priesters en de schriftgeleerden. En hoewel de zon nu reeds onder was gegaan keerden zij nog niet naar huis terug. Zij zaten om Jezus heen en vroegen Hem: “Meester, wat zijn die wetten van het leven? Blijf nog een wijle langer bij ons en onderricht ons. Wij zouden gaarne willen luisteren naar uw leer opdat wij zullen genezen en ook rechtschapen worden.”
En Jezus antwoordde: “Zoek niet de wet in uw geschriften, want de wet is het leven terwijl de schrift dood is. Waarlijk, ik zeg u: Mozes ontving niet zijn wetten van God in geschrift, maar door het levende woord. De wet is het levende woord van de levende God aan levende profeten ten behoeve van levende mensen. In al wat leeft staat de wet geschreven. Gij kunt hem vinden in het gras, in de boom, in de rivier, in de berg, in de vogelen des hemels en in de vissen der zee; maar zoekt hem vooral ook in uzelf! Want voorwaar, ik zeg u: al wat leeft staat dichter bij God dan de schrift, die levenloos is! God heeft het leven en al wat leeft zo geschapen dat zij de wetten van de ware God door het eeuwig levende woord aan de mens zouden onderwijzen. God schreef niet de wetten op de bladzijden van boeken, maar in uw hart en in uw geest. Zij zijn in uw adem, in uw bloed, in uw beenderen; in uw vlees, in uw ingewanden, uw ogen, uw oren en zelfs tot in het kleinste deeltje van uw lichaam. Zij zijn aanwezig in de lucht, in het water, in de aarde, in de planten, in de zonnestralen, in de diepten en in de hoogten. Zij spreken alle tot u opdat gij de taal en de wil van de levende God moge verstaan. Maar gij sluit uw ogen om niet te zien en gij sluit uw oren om niet te hoeven horen! Waarlijk, ik zeg u dat de schrift het werk van mensen is; maar het leven en al zijn dragers zijn het werk van onze God. Waarom luistert gij niet naar de woorden van God, die geschreven staan in Zijn werken? En waarom bestudeert gij nog de dode geschriften die het werk zijn van mensenhanden?”
uit: ‘Het vredesevangelie van de Essenen’, gevonden in de bibliotheek van het Vaticaan in 1927.
Ton van der Kroon werkt sinds vijf jaar in Palestina/Israel. Hij geeft traumahulpverlening aan Palestijnse acteurs in de Gazastrook en organiseert jaarlijks een Healing conferentie in Jericho. Hij schreef een boek over zijn pelgrimage van 20 jaar die hem naar de Tempelberg in Jeruzalem leidde: De Zevende Poort.