een oproep tot menselijkheid

Door Ton van der Kroob

De twee grote rode marsen in Den Haag, de eerste op 18 mei met zo’n 100.000 deelnemers en de tweede op 15 juni met zo’n 50.000 mensen , waren niet alleen een oproep om het geweld in Gaza te stoppen, maar tevens belangrijk signaal voor Nederland. Blijkbaar is er een groot deel van de bevolking dat kiest voor medemenselijkheid, mededogen en betrokkenheid bij mensen die het moeilijk hebben. De marsen stegen uit boven politieke voorkeur of eigenbelang. In een tijd waarin er steeds meer verharding is, waarin conflict, polarisering en boosheid de boventoon lijken te voeren, is er een grote beweging van mensen die een andere koers willen varen. Die een oproep doen tot menselijkheid. 

Het is wellicht de kern en de sleutel van deze tijd. In de politiek zien we hoe al jaren de toon steeds harder wordt en de verwijten, beschuldigingen  en tweedeling de boventoon voeren. Zo werden politici als Sylvana Simons, Sigrid Kaag of Femke Halsema weggezet als heks, rechtse mensen tot domrechts gebombardeerd, links als een gevaar voor Nederland gezien en immigranten gestigmatiseerd en  gedemoniseerd tot sujetten waar we zo snel mogelijk vanaf moeten. We zoeken de vijand steeds vaker buiten onszelf. 

Deze ontwikkeling is een gevaarlijke ontwikkeling, omdat het ons als mensen steeds meer tegen elkaar opzet. De tweedeling wordt daarmee steeds groter en we verliezen de belangrijkste peilers onder de democratie: dat we samen een volk vormen. Waar dat naar toe leidt, kunnen we bijvoorbeeld in de Verenigde Staren of Israel zien. De polariteit wordt zodanig groot, dat de spanning leidt tot gewapende strijd, burgeroorlog, of genocide zoals in Gaza. Het voortdurende vijanddenken – en het gemis aan tolerantie, betrokkenheid en mededogen – zorgt ervoor dat we hele groepen mensen afdoen als beesten, onmensen of vijanden die we zonder gewetenswroeging kunnen afmaken – of afzeiken.

Deze manier lijkt ons in eerste instantie sterk te maken – de goeien tegen de slechten – maar uiteindelijk holt het onze meest fundamentele waarden uit.

Een reactie op deze onderliggende spanning is hetzij wegkijken, goedpraten of ontkennen. Zo kon Geert Wilders met een staalhard gezicht beweren: “Er is geen genocide in Gaza.” Hij is een meester in het ophitsen van de tegenstellingen en het vijanddenken, waarbij zijn grote vijand de islam is. Premiers als Rutte en Schoof keken liever weg. Met mooie woorden als ‘recht op zelfverdediging’ werd de werkelijkheid sussend goedgepraat. En als het echt ongemakkelijk werd kwam er een voorstel om het nog eens te onderzoeken. Precies zoals het Israëlische leger reageerde als ze internationale hulpverleners, artsen, ambulances of journalisten hadden omgebracht: ‘We gaan het onderzoeken.’ Een slimme manier om tijd te rekken en de kou uit de lucht te halen. Maar vooral: de waarheid niet onder ogen te hoeven komen. 

Gaza is wat dat betreft de lakmoesproef van onze tijd. Het betreft hier geen oorlog tussen twee gelijke partijen, geen strijd tussen twee legers, maar een koloniale bezetting van een volk, dat eindigt in etnische zuivering, uithongering en genocide van een burgerbevolking. In die zin was de rode mars een historisch moment, dat in de VS samenviel met de opstand tegen het bewind van Trump. Miljoenen mensen gingen de straat op, op het moment dat de jarige Trump zijn gewenste militaire parade hield. ‘No kings’ riepen de mensen, waarmee het autoritaire gedrag wordt bedoeld van hun nieuwe leider. Zijn bewind lijkt op het machtsgedrag van een maffiabaas: afpersen, bluffen, geweld gebruiken en groepen tegen elkaar opzetten. In eigen land wordt inmiddels het leger ingezet tegen de eigen bevolking, een veeg teken van een beginnende dictatuur. 

De oorlog tegen Iran past in hetzelfde plaatje. Eerst wordt jarenlang het vijandbeeld opgevoerd en het land geïsoleerd. Nu bestaat het Iraanse bewind ook uit een stel enge islamitische hardliners, maar ze daarom allemaal afmaken en het hele volk aanvallen is een tweede. ‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet.”

De komende NAVO top in Den Haag past in hetzelfde beeld. Onder dwang van Trump – en uit angst voor een vijand – wordt de besteding aan defensie tot immense hoogten opgevoerd. Immers: de vijand staat aan onze grens. De wapenindustrie staat er likkebaardend bij te kijken. 

Nu is een gezonde zelfverdediging niet verkeerd, en ook een leger dat ingezet kan worden in noodsituaties van belang, maar in Israel zien we bijvoorbeeld hoe het zogenaamd ‘meest morele leger ter wereld’ is afgezakt tot een barbaarse moordmachine. Een leger en oproep tot defensie vergt een evengrote oproep tot menselijkheid.

Het gevaar bestaat anders dat we vooral veel mannen krijgen die hun innerlijke demonen, angsten, onmacht en sluimerende woede uitleven en projecteren op ‘de vijand’.

Waar vrouwen eerder kiezen voor overleg, verbinding en bemiddelen, zijn mannen eerder geneigd om de strijd aan te gaan, de ander mores te leren, en desnoods te vernietigen. De NAVO top draagt het gevaar in zich dat we collectief in deze valkuil verdwijnen. Als we maar hard genoeg roepen dat er gevaar is en dat we de vijand moeten bestrijden, rennen we onze ondergang tegemoet. Politieke leiders gooien olie op het vuur, en soldaten rennen vechtend hun ondergang tegemoet. En net als in Israel wordt het moreel, de integriteit en menselijke waarden, maar ook de economie en de politiek volledig uitgehold.

Het gevaar of de vijand ontkennen is eveneens een vorm van wegkijken of escapisme. Vrede roepen betekent niet simpelweg dat het probleem is opgelost. Het vraagt een genuanceerde manier van kijken, maar vooral  dat we in de spiegel durven kijken. Dat we zowel de dader, het slachtoffer als de redder in onszelf onder ogen durven zien. Wat is ons motief? Handelen we nog vanuit medemenselijkheid of waardigheid? Is onze strijdbaarheid of zelfverdediging te rechtvaardigen, of vallen we uit angst of ‘preventieve zelfverdediging’ eerst de ander aan, zoals Israël in Iran. 

Wanneer worden we van slachtoffer dader? En zijn onze motieven wel zo zuiver, of handelen we vanuit angst? Of gaan we mee met het tirannieke gedrag van een maffiabaas? 

Vragen die we onszelf te stellen hebben als samenleving, en die wellicht veel meer vrede en veiligheid opleveren dan miljarden te besteden aan tanks en drones.