‘Ik ben Arduina, de godin van het bos, van de benen en de buik, van de volle borsten, de naaktheid en de wildheid van de natuur. Ik vertegenwoordig de wildheid, het ongetemde, de volheid en de warmte, en het eerbiedigen van de natuurwetten. Ik ben de natte ziltheid van het zoute water, of de zachte zijde van het zoete water. Ik stroom door je heen, in je bloed en in je hart. In je bekken voel ik me thuis, ik ben de oerbron waaruit leven voortkomt. Laaf je aan mijn dijen, mijn vulva, mijn heupen en borsten. Wees niet bang voor het leven, dat zich in wonderlijke en woeste vormen wil openbaren. Sta voor de kracht van het authentieke zelf, dat zich wil uitdrukken in de wereld, ongecompliceerd in zijn schoonheid en waarheid.
De wereld knarst in zijn voegen van de pijn, en het is hartverwarmend om te zien, dat er mensen zijn, mannen en vrouwen, die – mét hun eigen pijn – willen bijdragen aan het helen van dit collectieve leed en conflict. Het is in wezen zó simpel: elkaar de hand geven en in de ogen kijken en huilen als je moet huilen en lachen als er wat te lachen valt.
Ik vertegenwoordig de wildheid, het ongetemde, de volheid en de warmte en het eerbiedigen van de natuurwetten. Kom in mijn armen en ik laat je voelen wat nodig is. Je kunt aan mij denken als groen, als bomen, als mos. Volg je impulsen. Volg het leven.
Als je leven te gecompliceerd is, te druk of te zwaar, trek je terug in mijn omarming, ga de natuur in en beschut je in de schaduw van het groene gebladerte. De groene man, mijn consort, en ik zijn er om je te voeden, te koesteren en je in de stille dood van het ego te ontvangen, zodat je opnieuw geboren kunt worden. Sta je macht aan ons af en we ruilen het om voor liefde. Geef je veilig opgebouwde structuren aan ons en wij geven je levenskracht terug. Laat je gedachten en verstand in onze schoot vallen en wij geven je gevoel en passie in ruil. De boom des levens groeit vanuit onze beenderen en raakt met haar sappen je ledematen aan. Ben je ziek, geef ons je ziekte en negativiteit. Ben je verdrietig, geef ons je verdriet. Wij malen er niet om, omdat we je grootsheid zien, zo simpel, zo menselijk.
Niemand deert ons. We wachten slechts tot de mensen ons weer aanroepen. We zien zoveel verdriet in de wereld, zoveel angst en zorgen. De mensenkinderen doen zoveel alleen en zijn onze hulp vergeten, zoals ze de natuur vergeten zijn met al zijn deva’s, krachten, oerbronnen, die ook deel zijn van het menszijn. Laat je opnieuw opnemen in het rijk van de natuurgoden, en wij leiden je naar een nieuw bewustzijn in samenspraak en balans met de Aarde, onze grote Moeder.’
[travelers-map maxzoom=18 init_maxzoom=10 centered_on_this=true cats=Doorgaves post_types=post]