Heart of Men VIII (Orval, 10-14 juni 2020)
door Jan Roelofs
Het antwoord op de vraag “wat is waar?” wordt bepaald door ons waarnemingsvermogen, en dat is bij de meesten van ons zeer beperkt. Ik ben daar zelf geen uitzondering op: meestal neem ik alleen dat waar, waar ik op dat moment mee bezig ben, belang bij heb of wat zo vlak voor mijn neus ligt dat er echt niet omheen kan. Al het overige laat ik aan mij voorbij gaan omdat het niet past bij het doel dat ik op dat moment nastreef.Hoe heilzaam is het dan om de doelgerichte, resultaat-georienteerde, masculien gefocuste “doe-modus” eens een paar dagen los te laten en je over te geven aan een meer vrouwelijke, ontvankelijke, procesgerichte “staat van zijn”. We deden dat, in juni, in Orval, met een groep van 21 Belgische en Nederlandse mannen. Leeftijd: 25 – 65. Achtergrond: zeer divers. Het was de eerste groepsactiviteit die in het Oost West Centrum bij Orval in de Zuidbelgische Ardennen plaatsvind, nadat het centrum in maart vanwege de Coronacrisis gesloten was. Pikant detail: toen waren Ton en ik de laatsten die de deur van deze prachtige workshoplokatie waar we al twintig jaar met veel plezier komen, achter ons dichttrokken. Toen was het de zoveelste editie van onze driedaagse mannenworkshop “De Terugkeer van de Koning”, nu was het de achtste editie van de vierdaagse “Heart of Men”.
Bubbels
Het was tot het laatste moment onzeker geweest of het wel door kon gaan. Officieel was de Nederlands-Belgische grens nog dicht, maar de protocollen boden net genoeg ruimte. En dus verdeelden we de groep in drie “bubbels”, die alleen binnen de eigen bubbel nabij contact met elkaar mochten hebben, we bepaalden drie verschillende routes om in de Tempelzaal te komen, met plaktape gaven we de vakken voor de verschillende groepen aan en toen kon op woensdagavond ons vierdaagse groepsproces beginnen.Dat proces bestaat vooral uit een cirkel – denk aan voldoende afstand! – en een talking stick met een hele eenvoudige regel: degene die de stok vasthoudt heeft het woord, de rest luistert. Deze regel heeft vele voordelen. Zo weet je, als je de stok vasthoudt, dat je de tijd hebt om naar woorden te zoeken. Te voelen wat het nou echt is dat je wilt zeggen, zonder dat je bang hoeft te zijn in de rede gevallen te worden. Als vanzelf zak je zo naar een dieper niveau dan waarop je gewoonlijk met elkaar bezig bent. Je hebt de tijd en de rust om vanuit je hoofd meer naar je lichaam te zakken. Te vertragen. Te luisteren, naar jezelf en naar elkaar. En vooral: te voelen, in plaats van altijd maar vooral te denken en te willen.
Millennia lang hebben wij mensen zo de taken verdeeld: de mannen deden het denken en het willen, en het voelen delegeerden we aan de vrouwen. Misschien was dat in onze evolutie wel een hele tijd lang nodig, maar inmiddels heeft het ertoe geleid dat we behoorlijk zijn scheefgegroeid. Veel mannen hebben een matig tot slecht contact met hun eigen gevoel. Dat leidt tot een samenleving die wereldwijd hard, gevoelloos en onverschillig is. We zijn al decennia lang bezig die disbalans te herstellen, en volgens mij heeft vooral “De Man” daar nog heel wat huiswerk in te doen. Waar de vrouwen steeds meer contact maken met hun ambities en hun denkkracht, niet langer slaafs en onderdanig de leiding aan de man overlaten, ontwikkelen de mannen steeds meer hun invoelend vermogen, hun ontvankelijkheid, hun betrokkenheid op het grotere geheel. Zich daarmee openend voor de dimensie die ons allen draagt en overstijgt: het veld, de spirituele werkelijkheid, de energetische realiteit, moeder aarde, vader hemel, het goddelijke, of zoals de Indianen het zo mooi uitdrukken: Great Mystery. Van die dimensie worden we ons steeds meer bewust, en daarbij heb je niet alleen je verstand, maar ál je zintuigen, kwaliteiten en subtiele waarnemingsvermogens nodig.
Op de eerste avond beginnen we met een openingsrondje: waarom ben je hier? Wat zoek je, waar verlang je naar? Zelf bombardeer ik mezelf in dat rondje onbedoeld tot “grootvader”. De kwaliteiten van de oudere wijze mannen zijn ook hier aanwezig, zeg ik, en daarom wil ik als eerste graag het woord geven aan de oudste man. Met mijn 65 jaar blijk ik dat zelf te zijn. Ik zie het als een appèl om mijn eigen grootvaderschap op me te nemen. Ook al is mijn dochter nog maar zestien.
Waarom zijn we hier? Wat zoeken we, waar verlangen we naar?“Een andere richting in mijn leven vinden.” “Ik wil meer verbinding maken, maar waarmee?” “Ik heb veel woede in me, wat moet ik daarmee?” “Hoe kan ik mezelf meer openen voor mijn zoon van zes?” “Ik zit in een cocon, en ik hoop er als vlinder uit te komen.” “Mijn voelen zit verstopt.” “Wat voor vorm wil ik in de wereld zetten?” “Ik werk als arts al maanden in de frontlinie van Corona, en ik ben helemaal op. Hoe kom ik uit deze put?” “Hoe hou ik mijn innerlijke rust, terwijl ik toch de wereld in stap?” “Holding the space.” “Ik ben bekaf. Hoe laat ik de vertraging toe?” “Het is tijd om op te staan. Dan komt de rest wel in beweging.” “Ik wil geen oude chagrijnige man worden.” “Moeder Aarde heeft ons wakker gemaakt. Daar moeten we iets mee gaan doen.” “Ik kan zo niet meer verder. Er moet iets veranderen.” Op de klanken van onze muzikanten Sven en Vicky glijden we de nacht in.
Ziek
De volgende morgen word ik ziek wakker. Duizelig, slap, misselijk. Ik zou het liefst in bed blijven, maar dat kan natuurlijk niet. Ik kan Ton en onze drie assistenten Dirk, Sven en Vicky toch niet in de steek laten? Om te beginnen sla ik het ontbijt maar over en draai me nog een keertje om. “Ik kom straks wel.” Maar ook een uur later wil mijn lichaam nog steeds helemaal niet uit bed stappen. Ik probeer te voelen wat er aan de hand is en voel verdriet. Ik denk aan de conditie van mijn benen die door neuropathie al een jaar of tien langzaam aan het achteruitgaan is, en besef dat ik me daar ofwel overheen zet, of me er bij neerleg. Maar echt voelen wat het me doet? Nee, ik geloof niet dat ik daar al aan toegekomen was.
Dirk verschijnt in de kamer met een blad vol ontbijtwaren. Dat doet me erg goed. Even later komt Ton vragen hoe het gaat en ik wil zeggen “oh, het gaat wel” maar in plaats daarvan begin ik ineens te huilen. Nou zeg. Ik voel me verdrietig dat ik al lange tijd niet meer makkelijk kan lopen, wandelen doe ik niet meer voor mijn plezier, en ik voel dat ik met mijn lichaam te doen heb waar ik vaak juist een beetje boos op mijn lichaam ben. Ik laat de tranen over mijn wangen stromen en voel hoe me dat ruimte geeft. Ik opper dat ik vanmorgen misschien maar beter verstek kan laten gaan. Als Ton zegt dat hij me dat in 25 jaar voor het eerst hoort zeggen, volgt een nieuwe huilbui. Ja, ik ben echt ziek. Het mag. Het programma begint zonder mij en ik val weer in slaap, om pas tegen de lunch wakker worden.‘s Middags ben ik redelijk hersteld en als de groep weer bij elkaar komt ben ik er bij, en vertel over wat er die ochtend gebeurde. Het proces is inmiddels begonnen en na acht jaar weten we wel een beetje hoe dat gaat. Al is elke keer ook weer nieuw, en moet je vooral niet denken “ik weet het nu wel”. Het gaat erom open en aanwezig te blijven, “expect the unexpected”, te blijven voelen wat er beweegt, in jezelf en in de groep.
Sitting in the fire
Ton heeft ondertussen veel last van zijn longen. Restverschijnselen van een stevige Corona-aanval, drie maanden geleden. Zijn accu is snel leeg en hij moet regelmatig gaan liggen. Ik heb er minder moeite mee dan ik vooraf had gedacht. We maken grapjes over onze krakkemikkigheid, maar begrijpen het belang van goed op de grenzen letten en daar ook naar handelen. Vlaming Wiet heeft de impuls om te gaan brainstormen over een betere wereld. Hij krijgt bijval van een paar mannen maar de meerderheid voelt er niets voor om in deze bij uitstek mannelijke modus te schieten. Ton legt uit dat dit is wat we hier nu te doen hebben: sitting in the fire.
Sven en Vicky omhullen ons in een klankbad. Ik begrijp het ongeduld van de mannelijke daadkracht heel goed, heb daar de eerste jaren van Heart of Men enorm mee geworsteld, als er een mooi plan van mij weer niet doorging, verzandde, vastliep in wat ik zag als passiviteit. Inmiddels weet ik dat het wachten op de impuls van binnen, op het juiste moment, op het samenkomen van de verschillende individuele lijnen zoveel vruchtbaarder is. En vruchtbaar, dat willen we toch zijn als man? De twijfel is er ook nog steeds in mij. Of we niet een beetje passief zitten te navelstaren. Veel mannen gaan liggen. Op een bepaald moment schiet ik in de lach als ik om me heen kijk. Hier gaan we de oorlog niet mee winnen! Maar is er wel een oorlog te winnen? We kunnen wel iets willen doen, maar weten we eigenlijk wel wat ons te doen staat? Is het niet meer aan de orde om eerst onze eigen motieven te doorgronden en te zuiveren?
Luisteren
Jezus, wat een gezeur, denk ik terwijl ik dit nu achteraf aan het opschrijven ben. Tegelijkertijd weet ik heel goed dat die momenten samen prachtig waren. Hoe we aan het begin nog op allerlei verschillende golflengtes zaten, maar hoe die trillingen langzaamaan steeds dichter bij elkaar komen. Ik neem Frits als voorbeeld. De eerste dag praat Frits nog tamelijk veel, maar de woorden lijken naar mijn gevoel vooral uit zijn hoofd te komen. Dat is niet erg, Frits is, net al wij allemaal, aan het zoeken. Op vrijdag valt het me op dat Frits zwijgt. In de cirkel zegt hij de hele dag geen woord. Alleen ‘s avonds, bij de afsluiting, meldt hij dat het hem vandaag beter leek maar eens zijn mond te houden. Te luisteren. Te rusten. Goed zo Frits, denk ik. We komen steeds dichter bij elkaar. Sommige thema’s worden van allerlei kanten bespiegeld, en dan weer springt het van de hak op de tak.
Op vrijdagmorgen komt de dood binnen. Eerst laat Michel zijn kwetsbaarheid zien, zijn gevoel als vader tekort te schieten zien. Dan vertelt Floris-Jan over de dood van zijn vader toen hij 16 was, en hoe dat zijn leven op zijn kop zette. George sluit aan met zijn relaas over zijn dochter die toen ze 18 was op de treinrails ging staan, zich op het laatste moment bedacht maar het was te laat en ze verongelukte. Spijt dat hij niet vaker in gesprekken met haar heeft doorgevraagd, en er tegelijkertijd van overtuigd dat hij haar toch niet had kunnen tegenhouden. Het raakt ons allemaal diep. Ik steek een kaarsje aan op het altaar in het midden. En omdat de dood nu aanwezig is heb ik het gevoel dat ik iets kan zeggen over een thema dat me al lang bezig houdt. De Godin. Het goddelijke vrouwelijke. Daar is zo gigantisch veel over te zeggen dat ik met zorg mijn woorden kies en probeer een heldere lijn neer te zetten. Ik vertel over dat moment, zevenduizend jaar geleden, dat de mensheid in relatieve harmonie met elkaar leefde, en zich liet leiden door de grote moedergodin waar vele beeldjes van gevonden zijn. Riane Eisler (“The Chalice and the Blade”) baseert zich op allerlei archeologisch bewijsmateriaal om een beeld te schetsen van een paradijselijke samenleving waar vooral samengewerkt werd. “Het Partnership Model” noemt ze dat. Niks geen versterkte vestingen op heuveltoppen, de mensen woonden vreedzaam samen aan een rivier of een meer. Misschien schildert ze het iets te mooi af, maar toch vind ik haar verhaal overtuigend. “Homo homini lupus”, de mens is de mens een wolf, is dat wel zo? Ik denk aan Rutger Bregmans “De Meeste Mensen Deugen”, waar ik het hartgrondig mee eens ben.
Maar zo’n 7000 jaar geleden gebeurt er iets. Vanuit de randen van de toenmalige wereld, vanuit de steppen in het noorden en oosten, begint een hele andere impuls, een heel ander wereldbeeld op te komen en energie te verzamelen. Mannen ontwikkelen een fascinatie voor geweld. Ontdekken hoe fantastisch, mindblowing, te gek, het kan zijn om iemand anders met en scherp stuk ijzer het hoofd af te slaan. Geweld. Geweldig. RTL draagt het met zijn actiefilms nog steeds uit: “meer voor mannen”. In drie grote golven spoelt het geweld van het “dominator model” gedurende duizend jaar over de wereld en zet alles op zijn kop. Zevenduizend jaar later hebben we nog steeds te kampen met deze vervormde, gewelddadige, onderdrukkende mannelijkheid.
Vechttent
Zelf heb ik altijd moeite gehad met geweld en ik heb dat lang als gebrek gezien. Ik vertel hoe ik als jongetje van twaalf met vriendjes naar de kermis ging. Daar was een “Vechttent”: de dorpelingen werden uitgedaagd het tegen een van de vechtersbazen op te nemen en 50 gulden te winnen. Ik wilde niet mee naar binnen. Was ik bang? Ook wel ja, maar ik wilde hier gewoon niet naar kijken. Nu, vele jaren later, ben ik blij dat ik toen trouw aan mezelf was. “Trouw aan jezelf, wat is dat?”, vraagt Dominique.
Ynco haalt zijn zwaard dat hij bij een vorige workshop hier vlakbij in Bouillon kocht. Het zwaard van Godfried. Dat zwaard wordt deze keer door zijn zoon Koen gehanteerd. Koen, net 25 geworden, is mee om zijn vader een plezier te doen. Maar dat is nu voor het laatst geweest. Koen gaat binnenkort trouwen, heeft net een huis gekocht, en doen wat zijn vader wil gaat voor hem niet langer werken. Hij hanteert het zwaard om zich van zijn vader los te maken. “Voortaan ga ik mijn eigen weg, pa.”
Het Einde
Op zaterdagmorgen komt het tot een emotionele uitbarsting die wordt ingezet door Ton, die vertelt hoe hij geteisterd wordt door de pijn in zijn longen, Corona-effect waar hij al maanden mee worstelt. Hij is aan het eind van zijn latijn, en zo brengt hij het ook: “Dit is het einde”. Alsof hij de dood in de ogen kijkt. Hij laat het enorme verdriet toe dat daarmee gepaard gaat: alles loslaten, alles opgeven, de smart van het totale verlies. Hij schreeuwt het uit, zijn verdriet knerst door de hele groep. Tranen, ontzetting, angst, onbegrip. Wat is dit? Bedoel je dat je dood gaat? Ja. Maar je weet nooit wanneer.
Ik zit naast hem en raak hem aan. Broeder Ton, met wie ik al zoveel heb meegemaakt. Het gevoel is inderdaad dat we aan het eind gekomen zijn. Het eind van een verhaal, dat nu klaar is. Het boek mag dicht, het boek van vruchteloos zoeken, mislukken, tobben, niet echt gehoord worden, in de bossen van de verre Ardennen ons werk doen met een klein clubje ingewijden. Het boek dat zegt: de wereld heeft wel wat anders aan zijn hoofd. Dat boek mag dicht, want de wereld is nu dankzij Corona hetzelfde aan het doen waar wij al jaren voor pleiten: afdalen. Vertragen. Voelen, stilstaan, uit je hoofd naar je hart zakken.
We mogen aan een nieuw boek beginnen. Een boek over mannen die weten dat ze ook de vrouw in zich meedragen. “In de cirkel van mannen kan de godin binnenkomen.” Dat zinnetje ging gisteren door me heen en nu gebeurt het. Terwijl we met betraande gezichten elkaar nog een beetje beduusd zitten aan te kijken, vertelt Dirk over de Chanupa die hij – aangemoedigd door Ton – heeft meegenomen. Dirk is in voorbereiding op zijn Vision Quest die hij deze zomer gaat doen, en onderdeel daarvan is dat hij zijn eigen Chanupa maakt. De Chanupa kennen wij als “vredespijp” en het is een van de heilige rituelen van de Lakota indianen. Hij symboliseert onder andere de verbinding tussen het vrouwelijke (de stenen kop van de pijp) en het mannelijke (de houten steel). Dirk biedt de pijp aan Ton en mij aan en legt hem vervolgens op het altaar in het midden. Daarmee is voor mij nu het Goddelijke Vrouwelijke nu aanwezig, want de Chanupa werd aan de Lakota gegeven door de White Buffalo Calf Woman. Een gestalte van de Godin. Haar belofte: “Dankzij de Heilige Pijp zal de Boom des Levens opnieuw tot leven komen.”
Michel, worstelend met zijn vaderschap barst uit in een diepgevoelde wanhoopskreet. De andere mannen gaan om hem heen zitten, we zingen, maken klank, raken hem aan, laten hem voelen dat hij niet alleen is. Jaren van eenzaamheid lossen op in een stroom van liefde. De zaal lijkt nog lichter te worden terwijl Sven en Vicky een zachte deken van klank over ons heen leggen. Zo ontstaat helemaal vanzelf een levend ritueel, waarin ieder zijn plek heeft.
Ja, het boek van overheersing mag dicht, we kunnen samen beginnen aan een nieuw boek.
Peter, ervaren militair en in een vorig leven Navaho krijger neemt het zwaard van Ynco op en steekt het in de schede. Voor hem is duidelijk dat de strijd gestreden is. Beschermen, ja, maar niet meer vechten tégen.
De groep gaat naar het water, de mannen baden zich in de bron, en daarna wordt het vuur aangestoken. ’s Avonds, voordat we samen een Orval biertje gaan drinken, valt me op hoe de groep in harmonie is. Alles wat gezegd wordt is precies op zijn plaats, geen woord teveel en geen woord te weinig. Voor mij een teken dat we de grotere harmonie waar we in leven, nu allemaal voelen. De Indianen noemen dat Great Mystery: dat wat overal is, waar we in rondzwemmen, als visjes in de oceaan, maar waar we ons vaak helemaal niet bewust van zijn. Deze dagen samen, en het werk dat we doen, brengen ons in contact met deze Heilige dimensie van het leven zelf. Het maakt een eind aan ons diep-pijnlijke gevoel van afgescheidenheid, de pijn waar zo veel kwaad uit voortkomt.
Robert liet eerder schitterende muziek horen van twee vrouwen, die voor ons allemaal een belofte in zich bergt:
“We shall be known by the company we keep,
by the ones who circle round to tend the fires.
We shall be known by the ones who sow and reap the seeds of Change,
alive from deep within the Earth.
It is time now, it is time now that we thrive,
it is time we lead ourselves into the well.
It is time now, and what a time to be alive,
in this great turning we shall learn to lead in love.
In this great turning we shall learn to lead in….love.”
(Mamuse, We shall be known)
Op zondag gaan we onszelf klaar maken om de wereld weer in te gaan. Wat hebben we gevoeld, ervaren, geleerd? Wat nemen we mee, wat laten we achter? Verrijkt, uitgerust, geïnspireerd, gevoed, geheeld door broederlijke liefde zijn we klaar om onze taak in het leven weer op ons te nemen.
Als we ’s middags op het zonovergoten terras afscheid van elkaar nemen, voel ik hoe blij ik ben dat ik leef. “What a time to be alive!”
Jan Roelofs
Heart of Men, editie IX: 9-13 juni 2021.