OORLOG EEN MANNENZAAK?

Van soldaat naar krijger van het hart

Deze zomer deed ik mee aan een mannenfestival in België, waar 450 mannen bij elkaar kwamen op een scoutingterrein in de Vlaamse natuur. Er werd gepraat, gedanst, gehuild en het festival eindigde met een groot ritueel vuur. 17 jongeren kregen tijdens het festival een inwijding rondom het thema: Wat betekent het om man te zijn? Na twee en halve dag afzondering en een nacht onder de blote hemel werden ze ingewijd en opgenomen in de mannencirkel. Toen ze terugkwamen van hun queeste werden ze opgewacht door zo’n 400 mannen, die voor hun knielden en applaudisseerden. Ze waren man geworden.

Het tegenovergestelde zien we 3000 kilometer verderop, aan de grens van Rusland en Oekraïne: In de oorlog die daar woedt zijn inmiddels zo’n 70.000 mannen omgekomen en 300.000 verwond. In plaats van broederschap, samenwerking, het delen van gevoelens, de eigen pijn en schaduwkanten onder ogen zien, gaat het hier om concurrentie, strijd, winnen of verliezen, macht en dood. Het oude mannenverhaal. We staan erbij en kijken ernaar. Als er iets is waar er nog steeds een immense kloof is tussen mannen en vrouwen, dan is het wel oorlog. Oorlog is – nog steeds, en jammer genoeg – een mannenzaak. Al onze hele geschiedenis wordt de mensheid geteisterd door dit terugkerende fenomeen, een oud stammen-ritueel, een mannenspel van macht en strijd, een slagveld van bloed en verlies. Hoezeer we ook proberen om de verschillen tussen man en vrouw uit te wissen in deze tijd, in een oorlog komt het onderscheid als een boemerang terug in ons gezicht.

We wijzen als schuldige in de huidige oorlog graag met de vinger naar Poetin, of naar al die andere mannelijke leiders en dictators: Assad, Netanyahu, Mohammed Bin Salman, Xi, noem ze maar op. Maar is dat niet te gemakkelijk? Doen we eigenlijk niet allemaal mee, als man en als samenleving?

Een aantal maanden geleden nam ik deel aan een panel in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Het ging over de Oekraïense oorlog aan de hand van de speech die koningin Juliana ooit hield in de Amerikaanse senaat in 1952. De Koude Oorlog was op haar hoogtepunt en Juliana hield onomwonden een pleidooi voor vrede en diplomatie, tegen de oorlogsindustrie en retoriek en de noodzaak om de hand in eigen boezem te steken. Ze kreeg een staande ovatie, maar de speech was een doorn in het oog van haar man prins Bernard, die juist vóór oorlog, vóór bewapening, vóór de NATO was.

Naast mij in het panel zaten twee mannen en een vrouw. De ene man behoorde tot de vredesbeweging Pax Christi, de ander was oud journalist van het NRC. De vrouw bleek de kleindochter van de Russische schrijver Leo Tolstoi te zijn. Toen ik de zaal vertelde dat oorlog in mijn ogen vooral een mannenzaak is, en dat we allemaal naar onszelf te kijken hebben, wijzelf incluis, voelde ik de twee mannen naast mij bevriezen. De NRC journalist was juist verschrikkelijk tekeer gegaan tegen Poetin. Hij verafschuwde het bewind van de Russische dictator, maar met zijn eigen agressieve gedrag droeg hij niet bepaald bij aan een gevoel van vrede of harmonie. De man van de Vredesbeweging leek nog nooit nagedacht te hebben over het idee van oorlog als mannenzaak. Alleen de kleindochter van Tolstoi onderstreepte mijn betoog volmondig. Als vrouw wist ze precies waar de schoen wrong: bij de man.

We willen het liever niet zien, noch benoemen of erkennen: oorlog is een mannenzaak, of eigenlijk, een mannenprobleem. Wat een man aan innerlijke strijd, verdriet of trauma niet opruimt, projecteert hij op de buitenwereld. Hij zal overal de vijand zien, of dat nu de buurman, zijn baas, het andere voetbalteam, de minister president of een ander volk of andere religie is. Zolang hij zijn innerlijke vijand niet omarmt, blijft hij strijden in de buitenwereld.
Het is een zodanig grote blinde vlek, dat hij zelden of nooit wordt benoemd in de media als het over oorlog gaat. We zijn veel te veel bezig om er een mening over te hebben, om aan de goede kant te staan, daarmee olie op het vuur gooiend, in plaats van de blik naar binnen te richten. ‘De uiteindelijke vijand zit in jezelf,’ zei ooit Morihei Ueshiba, de grondlegger van Aikido, de oosterse gevechtssport. Maar hoe moeilijk is het om die innerlijke vijand te omarmen?

In de Star Wars Trilogie vecht Luke Skywalker tegen Darth Vader, zijn eigen vader, maar aan het eind van de laatste film – The Return of the Jedi – gooit hij zijn lichtzwaard neer. ‘Ik vecht niet meer.’ Hij geeft zich over, en daardoor gebeurt er iets in de verwrongen en oorlogszuchtige geest van zijn vader. Hij beseft opeens dat hij zijn eigen zoon vernietigt, en geeft zich gewonnen. Hij sterft, maar niet nadat vader en zoon zich verzoend hebben.

Ik ken diverse jonge Israëlische mannen die de moedige stap hebben gezet om het IDF, de ‘Israeli Defense Force’, de rug toe te keren. Na een lang en diep innerlijk proces beseften ze dat ze helemaal niet meer bezig waren met ‘defensie’ of verdediging, maar een pure agressor waren geworden. ‘Ze hebben van mij een moorddadige gevechtsmachine gemaakt,’ zei een van de joodse mannen die missies moest uitvoeren op de Westbank en in de Gazastrook.

Toen ik ooit zelf als jongeman opgeroepen werd voor het leger, raadden al mijn vrienden het mij af. ‘Dat is niet goed voor jou, en ook niet goed voor het leger,’ zeiden ze. ’Je bent veel te eigenwijs.’ Ik kon wel de heroïek van het leger inzien, maar volgde toch hun advies. Ik weigerde. In plaats daarvan begon ik mannengroepen te geven. Ik heb mijn eigen leger, dacht ik: ‘Krijgers van het hart.’ Later schreef ik een boek voor mannen ‘De Terugkeer van de Koning’ dat de aanzet heeft gegeven voor vele mannen om op zoek te gaan naar zichzelf. Het werd tevens één van de inspiratiebronnen voor het bovengenoemde mannenfestival in België.

Het is duidelijk dat we na duizenden jaren patriarchaat een ander manbeeld nodig hebben, niet meer gebaseerd op oorlog, dualiteit of competitie. Maar het gevoel van strijd zal nooit helemaal weggaan uit mannen. Blijkbaar hebben we het nodig om onze krachten te meten, om onze eigen kracht te voelen, om een robbertje te stoeien, om te concurreren. Maar de cruciale vraag in deze tijd is: waarvóór vechten we? Zijn we in dienst van het hart – de koning – of vechten we om onze eigen pijn te verbloemen of te verdoven? Zijn we een soldaat of een krijger? Het wordt hoog tijd om als mannen de blik naar binnen te richten om ons af te vragen: draag ik bij aan oorlog of aan vrede? Heb ik mijn eigen innerlijke strijd of vijand kunnen omarmen? Leef ik vanuit het hart, of ben ik een pion of soldaat die simpelweg gehoorzaamt en bevelen opvolgt? Of dat nu in het leger, de corporate world, de wetenschap of de politiek is?

Een groot deel van onze strijdlust en competitie leven we uit via sport en voetbal. Het is een krachtmeting met onszelf en anderen. We leren teamgeest, samenwerking, broederschap en we kunnen er op een veilige manier onze gevoelens van agressie, concurrentie en overwinning in uitleven. Je zou kunnen zeggen dat voetbal een gesublimeerde vorm van oorlog is. De ene partij wint en de andere verliest.
Op wereldniveau kunnen we elkaar ontmoeten op het groene veld, in plaats van op het slagveld. Maar ook hier zijn er schaduwkanten. Vorig jaar werd er 187 miljard uitgegeven voor het Wereldkampioenschap in Qatar, terwijl er een fractie ervan werd uitgegeven voor de klimaatconferentie in Sharm el Sheich, die vlak daarvoor werd gehouden. De oorlog in Oekraïne kost ons tot nu toe zo’n 130 miljard. Deze simpele opsomming van bedragen geeft aan waar de schoen wringt: zolang we ons nog zoethouden met brood en spelen of miljarden besteden aan oorlog en de wapenindustrie, heeft onze overleving op deze planeet geen schijn van kans.

Het wordt hoog tijd om als mannen op te staan, onze werkelijke strijd aan te gaan, niet vanuit woede of dualiteit, maar vanuit verbinding en inzicht, en in samenwerking met vrouwen. Want zij zijn degenen die het meest leiden onder onze blinde vlek, en wachten tot we eindelijk wakker worden. Pas als we onze innerlijke strijd gestreden hebben, de soldaat sterft en de krijger opstaat, kunnen we dienstbaar worden aan een hoger doel en onze trots weer terugvinden als man. Want dat we ‘krijgers van het hart’ nodig hebben, lijkt in deze tijd van grote crises onmiskenbaar.

Ton van der Kroon

Ton van der Kroon is pionier van het mannenwerk in Nederland en België en auteur van ‘De Terugkeer van de Koning, Man-zijn in de 21e eeuw’. Hij werkte gedurende 15 jaar als traumahulpverlener in de Gazastrook en gaf mannenworkshops aan Israelische mannen. Zijn boek is vertaald in 6 talen, waaronder Hebreeuws en Arabisch.