Vaar, Laura, vaar!

Of: hoe Nederland ten onder ging

[Onlangs vond ik op internet mijn artikel terug over Laura, het meisje dat in 2008 in haar eentje over de wereld wilde gaan varen. In 2023 kwam ik haar – of liever gezegd haar boot – tegen in de haven van Horta. Laura was al die jaren de zee opgegaan en inmiddels een ervaren zeilster geworden. Hier is het artikel dat ik zestien jaar geleden schreef]

Door Ton van der Kroon

‘He, Ton, ben je al terug van vakantie?’ staat er op de voicemail. Het is mijn buurman. ‘ik moet je dringend spreken. Bel je me even?’

Ik luister de andere berichten af, kijk de post door en kijk op internet of er nog nieuws is. Het verhaal van Laura valt me op, het meisje dat rond de aarde wil varen. Het brengt de gemoederen danig in beroering, niet alleen bij mij maar blijkbaar bij half Nederland.

Waar we vroeger blijkbaar het lef hadden om dergelijke avonturen aan te gaan, lijken er nu hele hordes mensen, psychologen, kinderbeschermers, rechters, deskundigen en politici op de dijken te staan, die in koor roepen: ‘niet doen! Niet doen! Veel te gevaarlijk! Niet je hart volgen, niet je droom achternagaan. Daar kan niets goeds uit voortkomen.’ Het lijkt een scene uit een kinderverhaal van Annie M.G. Schmidt. ‘Maar ik heb nog geen meter gevaren,’ roept Laura verbaasd over alle ophef.

Het sprookje lijkt echter nog wat boosaardiger te worden: ‘Als dit zo doorgaat moeten we de vader en moeder de ouderlijke macht over het meisje ontzeggen,’ zegt de kinderrechter. ‘We hebben al naar Nieuw Zeeland gebeld, en ook daar gaan ze haar onverantwoordelijke gedrag niet goedkeuren,’ zegt een kinderbeschermer. ‘Misschien is ze in haar jeugd wel mishandeld door haar ouders,’ zegt een ontwikkelingspsycholoog. ‘Er moet grondig onderzoek worden gedaan,’ oordeelt de raad van de rechters. ‘Dit kan zo maar niet! Stel je voor dat alle kinderen op wereldreis zouden gaan. Wie denkt ze wel dat ze is, Pippi Langkous?’

Ik moet opeens denken aan de film de Truman show waarin de hoofdpersoon ontdekt dat er iets niet klopt in zijn veilige wereldje. Er vallen studiolampen op straat; de lift lijkt een filmset te zijn; zijn vrouw praat in reclameslogans; kortom; er lijkt iets grondig mis te zijn. Hij gaat op onderzoek, maar het lijkt alsof de hele wereld wil voorkomen dat hij zijn onderzoek voortzet. De ultieme poging die hij onderneemt is met zijn zeilbootje de zee opvaren om uit breken uit de wereld die hem steeds meer benauwd. Een storm steekt op, maar ondanks dat hij bijna verdrinkt, zet Truman door. Dan bereikt hij met zijn boot de rand van de wereld: de boeg van zijn boot blijft steken in de wand van een immense studio, die is opgezet om zijn leven vanaf de wieg te volgen in ‘the Truman Show’. Tijdens zijn worsteling met het water kijken duizenden mensen Live naar zijn strijd en vragen zich af of hij wint of verliest. Het lijkt op het verhaal van Laura.

De zee: oneindige vlakte van golven, stormen, wind en zout, kusten en stranden. De zee opgaan betekende moed, durf en doorzettingsvermogen. Het betekende voorbij de horizon gaan, nieuwe gebieden ontdekken, het avontuur tegemoet treden. De zee op varen staat symbool voor je droom achternagaan, je hart volgen, je passie waarmaken… Het betekent ook de strijd met het water aan gaan. Zou het daarom Nederland zo raken in het hart, vraag ik me af, een land dat worstelt met water, dat dijken bouwt om zichzelf te beschermen, en dat groot is geworden door de wereldzeeën te bevaren?

Mijn buurman belt op. ‘he, Ton, je weet dat ik niet van de samenzweringstheorieën ben, maar wat ik nu heb uitgevonden…!’ fluistert hij door de telefoon. ‘Nee, niet nog meer,’ denk ik.

‘Ik ben eens gaan kijken wie er in de raad van bestuur zitten van al die grote banken in Amerika die uitgekocht worden…Het zijn allemaal dezelfden. Eerst verkopen ze malafide hypotheken aan mensen die nauwelijks geld hebben om ze af te lossen. Deze hypotheken worden dan gebundeld en in een verzekeringsconstructie bij AIG ondergebracht. Hun balans is dan gedekt. Maar er is zoveel verstrekt dat ze een eventuele waardedaling nooit kunnen uitbetalen; vervolgens dreigen ze dat het hele bankstelsel omvalt als de regering niet toeschiet met miljarden aan hulp; dan worden ze met gouden handdruk ontslagen; hebben miljoenen verdiend, terwijl het bedrijf of de staat failliet gaat…. ‘ Mijn buurman draaft door. Ook zijn bootje helt gevaarlijk naar een kant. ‘Weet je wat die financiële crisis in het totaal heeft gekost?’

‘Nee’, zeg ik onschuldig.

‘7300 miljard euro…

‘Oh.’ Antwoord ik gelaten. Ik weet niet zo goed hoeveel 7300 miljard euro is.

‘7300 miljard euro, roept hij door de telefoon,’ dat is 1044 euro per aardbewoner!! Heb jij je ooit afgevraagd hoeveel de oorlog in Irak heeft gekost? En hoe we in die oorlog verzeild zijn geraakt?’

‘Doet de NIPO daar geen onderzoek naar?’ vraag ik hem ter geruststelling, maar hij luistert niet. Mijn buurman begint danig in de gevarenzone te komen, besef ik me. Ik ruik de storm, en erger nog; de golven die hij maakt maken ook mijn boot aan het schommelen. Zonder dat hij wacht op antwoord gaat hij door. ‘De kosten van die oorlog gaat je voorstellingsvermogen te boven, maar de werkelijke vraag is: wie heeft al dat geld verdiend? Heb je je dat wel eens afgevraagd? Dat zijn diezelfde mensen.’

‘Wie?’

‘De mensen die aan de touwtjes trekken. Als je wat doorzoekt op Google en gewoon kijkt wie in welk bedrijf de macht heeft, dan schrik je je rot,’ zegt hij onheilspellend.

‘Slaap je wel genoeg?’ vraag ik bezorgd.

Mijn buurman wimpelt mijn vraag af en gaat door.

‘Weet je dat ze in Amerika aparte kampen hebben opgezet voor mensen die zich niet willen vaccineren? Ze heten FEMA kampen….En dat de WHO die vaccinatie verplicht kan maken? En weet je wie een grote vinger in de pap heeft bij de WHO?’

‘De regering?’ vraag ik.

‘Nee, de farmaceutische industrie, de mensen die ook miljoenen verdienen aan de vaccinaties. Het bedrijf dat het vaccin produceert heeft een aantal jaren geleden per ongeluk naar onderzoekslaboratoria in 18 landen het virus opgestuurd, in plaats van vaccin. Hoe duidelijk moet ik zijn? Per ongeluk? Per ongeluk!?’ briest hij. ‘Weet je wat dat betekent? If it looks like a duck, it sits like a duck, it sounds like a duck, it probably is a duck!’

Ik weet niet meer wat ik moet zeggen.

‘Heb je dat bericht gelezen over Laura die in haar eentje over de oceaan wil varen?’ vraag ik hem voorzichtig.

‘Wat heeft dat er nu in vredesnaam mee te maken?’ gilt hij door de telefoon. ‘ik heb het hier over een wereldcomplot!’

Ik laat de woorden van mijn buurman langzaam tot me doordringen. Opeens bekruipt me het bange vermoeden dat ik ook Laura ben, dat we allemaal Laura zijn, en dat ons land de afgelopen tien jaar steeds meer op de Truman Show is gaan lijken. Zou mijn buurman gelijk hebben? Ik denk aan de dingen die me de afgelopen jaren zijn opgevallen. Losse incidenten, maar zet ze bij elkaar en je krijgt een akelig nauwkeurig patroon. Een geheel van feitjes, gebeurtenissen en toevalligheden die schijnbaar niets met elkaar te maken hebben, maar bij elkaar een vreemd gevoel in mijn buik geven.

De premier kondigt een nieuw logo van Nederland aan; een modernere leeuw zonder de ouderwetse spreuk ‘Je maintiendrai’ erop. Kosten 17 miljoen euro. ‘Niemand weet immers meer wat de spreuk betekent,’ verklaart de premier. ‘Ik houd stand’, denk ik, maar tegelijkertijd heb ik het idee dat ik de enige ben die afglijdt. Misschien is het maar beter ook om die spreuk eruit te halen. Hij is uit de tijd.

Ik denk aan Pim Fortuyn. Met zijn kale kop, zijn vreemde persoonlijkheid en heldere woorden was hij iemand die me wakker schudde. Hij noemde de dingen bij de naam, zei waar het op stond en ook al was ik het vaak niet mee eens met wat hij zei; hij bracht helderheid en frisheid in de gelederen. Maar het duurde niet lang – een dag na bevrijdingsdag, hoe symbolisch kan het – of zijn kop werd eraf geschoten. Hij was te ver met zijn hoofd boven het maaiveld uitgekomen. Hij was Laura, Neo, Truman en al die anderen.

‘Een gevaarlijke wildeman,’ had premier Kok hem genoemd. Die was nog bezig het debacle van Srebrenica te verwerken, waar we weliswaar schuldig aan waren, maar waar we geen politieke verantwoordelijkheid voor wilden nemen. Dat ging namelijk veel te veel kosten.

Door de inbreng van Fortuyn moest de oude generatie van politici het veld ruimen en een nieuwe lichting ging aan de slag: Bos, Balkenende, Rouvoet. Maar ook al doen ze hun best, het lijkt of Nederland desalniettemin steeds dieper wegzakt in de modder.

In het tweede deel van ‘Lord of the Rings’ komt een prachtige scene voor: De koning van Rohan zit op zijn troon, maar is vermoeid, ziek en uitgeblust. Hij is zich niet bewust van de strijd die er woedt in de wereld, wentelt zich in zelfmedelijden en laat zich beinvloeden door zijn boosaardige raadgever Wormtong. Het is het beeld wat ik krijg als ik aan de Nederlandse politiek denk. De koning is ziek en we laten alles rustig geschieden. We staan erbij en kijken ernaar. We zijn lethargisch en verzwakt, niet in staat om op te treden of krachtdadig te handelen. Heldhaftig, vastberaden en barmhartig. Helaas, niet meer. Vrij en onverveerd. Dat is verleden tijd. Normen en waarden? Ik weet niet precies waar ze op doelen, maar ik heb toch heel andere normen en waarden. In de tussentijd fluistert Wilders Wormtong kwade woorden in het oor van de koning. Hij zaait angst en tweedracht dat het een lieve lust is en niemand weet hem te stoppen.

Mijn buurman belt op. ‘Weet je hoeveel dieren er per jaar in Nederland geslacht worden?’

’30 miljoen?’ opper ik.

‘500 miljoen! 500 miljoen!! Kippen, varkens, nertsen, koeien, paarden, kuikens, lammeren. En weet je hoeveel kilo’s vaccins, hormonen en medicijnen daarin gaan? Heb je daar wel eens aan gedacht? Dat is big business! En wie eet dat uiteindelijk op, al dat spul?’

Ik hang op. Ik word gek. Vaar, Laura, vaar, denk ik. Ik ga de stad in met de tram, maar vergeet uit te checken. ‘Dat kost vier euro, meneer,’ zegt de conducteur. ‘Maar ik heb die rit helemaal niet gemaakt! Kan u dat niet ongedaan maken?’

‘Dat kunt u alleen bij het centraal station. Daar kunt u een formulier krijgen en dan wordt het geld teruggeboekt op uw rekening.’ Ik pak de tram naar het Centraal Station en vergeet van de weeromstuit opnieuw uit te checken. 8 euro, denk ik.

‘Wie heeft dit systeem in godsnaam bedacht? En: Waarom? Om personeel te kunnen ontslaan? Om zwartrijders te kunnen vermijden (hoeveel waren dat er? Zijn zwartrijders vooral Marrokanen?) Voldeed de strippenkaart niet meer? Een miljoenenoperatie waarvan ik me afvraag wie er in vredesnaam baat bij heeft. De installateur van die metalen poortjes? Of de GVB die verdient aan alle mensen die net als ik vergeten uit te checken bij het verlaten van de tram?

We leven in een wereld die steeds minder vrij wordt, waar steeds meer regels gelden, steeds meer controle is, waar ondernemerszin steeds vaker wordt afgeremd, waar bureaucratie en kafka-achtige toestanden zich voordoen, en de burger steeds meer betutteld wordt; waar kinderen in de gevangenis worden gezet omdat hun ouders illegaal zijn; waar we niet meer op onze paspoortfoto mogen lachen; waar we straks verplicht moeten worden gevaccineerd; waar we via de mobiel en OV-chipkaart tot op de seconde gevolgd kunnen worden; waar monsterprojecten als de Noord-Zuid lijn, de BTWlijn of de Joint Fight Striker worden doorgedrukt; waar een Europese grondwet op slimme wijze wordt doorgevoerd; waar we onze buurman mogen verklikken als-ie zijn huis onderverhuurt; waar we sluipenderwijs vertrouwd raken met genetisch gemanipuleerde voeding; waar buitenlanders als gevaarlijke mensen worden gezien; waar hun religie als de oorsprong van alle kwaad is (waar heb ik dat eerder gehoord?). De lijst is willekeurig aan te vullen met veiligheidscamera’s, Sociale diensten, UMTS straling, de codex Alimentarius die homeopathische middelen verbiedt …..

Terwijl we op TV vermaakt worden met steeds meer programma’s die er volstrekt niet toe doen, louter om ons in slaap te sussen, lijken we ons niet bewust van een sluipende dreiging die zich meester maakt van Nederland. We worden niet bedreigd door stijgend water of een gevaarlijk virus, maar door iets wat veel gevaarlijker is: angst. Angst voor het onbekende, angst voor het nieuwe, angst voor chaos, angst voor onze dromen, angst voor het volgen van ons hart… Niet doen! Niet doen! Veel te gevaarlijk!

Ik zie overal tekenen van de chaos om me heen en begin te twijfelen aan mezelf. Heb ik als puber teveel boeken gelezen als 1984 en Brave New World? Is er helemaal geen samenzwering? Is het alleen maar onwetendheid, verwarring, menselijk falen? Is er geen schuldige? Geen zondebok? Noch de buitenlanders, de belastingdienst of de regering? Maar wie dan wel? God. Die bestaat al niet meer sinds de jaren zestig. Mijn ouders? De buurman? Ikzelf….?

Of is er helemaal geen probleem? Zie ik spoken?

‘Momenteel heerst er een jubelstemming, zegt de directeur van de BinckBank over het beursklimaat. (Wat is de Binckbank?) Als bank hebben wij geen mening over het verloop van de crisis, maar ik denk zelf dat we het ergste wel gehad hebben.’ Zie je wel, ik maak problemen die er niet zijn. Ik heb een mening over een crisis, waar zelfs de banken geen mening over hebben. Crisis, what crisis?

Ik draai door. De storm steekt op. Mijn bootje schommelt vervaarlijk op en neer.

Als ik weer thuis ben, kijk ik even op Google Nieuws. ‘Laura is onder toezicht gesteld van bureau Jeugdzorg. De vader mag aanblijven. Er is nog niet aangetoond dat hij een slechte vader is.’ Ik vrees dat een paar maanden onderzoek weleens het tegenovergestelde zou kunnen aantonen. Wie weet was Laura ongewild drugskoerier voor haar vader? denk ik opeens. Zit die vader ook in het wereldcomplot. Ik weet het niet, maar het zou kunnen. Van Laura’s moeder hoor je weinig. Die woont in het buitenland. Dat is een veeg teken. Hoe meer ik erover nadenk, hoe meer ik er van overtuigd begin te raken dat haar vader een gevaarlijke crimineel is, die het beste achter slot en grendel zou moeten worden geplaatst.

Tringgg. ‘Weet je waarom de gloeilamp voortaan verboden is?’ Mijn buurman. ‘Puur protectionisme. Dan kunnen de arme landen hun gloeilampen niet meer kwijt. Europese bedrijven hebben inmiddels het patent op die fletse spaarlampen. Jij dacht zeker dat dat een maatregel voor het milieu was?’

Ik kan geen woord uitbrengen. Ik leg de haak neer.

Tringg.

‘Nee, nu even niet. Het is genoeg,’ roep ik door de telefoon. Het blijkt een medewerker van de Postbank te zijn, o nee, de ING. ‘Meneer, excuses voor het storen, maar wilt u ook een kapitaalrekening?’

‘Ik heb niet veel kapitaal.’ antwoord ik wat uit het veld geslagen.

‘Maar dat hoeft ook helemaal niet,’ antwoord de man. ‘Zodra u wat geld heeft, wordt het automatisch naar uw kapitaalrekening doorgeboekt, en krijgt u daar 5 % rente op. Dan kunt u geld verdienen aan uw geld, zonder dat u er iets voor hoeft te doen. Dan groeit uw kapitaal. Dat is gunstig voor u en gunstig voor de economie.’

‘Dat klinkt heel fijn,’ antwoord ik, ‘maar ik hoef niet echt te verdienen aan mijn geld. Ik wil alleen maar dat u het bewaart.’

‘Wilt u niet verdienen?’ vraagt de medewerker verbluft. ‘Maar dat wil toch iedereen?’

Ik denk aan Truman en aan Laura. ‘Ik wil mijn droom achterna.’

‘Maar dat is nu precies wat ik bedoel,’ roept de man opgetogen. ‘Als u een kapitaalrekening opent kunt u later, als u veel kapitaal hebt verzameld, alle dromen achterna jagen die u heeft. Is dat niet geweldig?’ en de man laat een veelbelovende stilte klinken.

‘Nee, dank u. Ik laat het liever zoals het is.’

‘Maar, meneer, u krijgt het gratis. U hoeft er niets voor te doen!’ De man smeekt me.

‘Toch niet, dank u wel.’ Ik wordt steeds vastbeslotener. Ik moet denken aan een vriend van me die huizenmakelaar is geweest en na de huizencrisis uit de business stapte. ‘Een huis is om in te wonen, niet om aan te verdienen,’ zei hij. ‘Dat geldt ook voor geld.’ Ik moest lang nadenken over zijn woorden.

‘Alstublieft, meneer, wilt u het doen voor mij?’ klinkt de stem van de medewerker na een lange en beladen stilte. ‘Ik krijg er namelijk provisie op.’ De schaamte klinkt door de telefoon. Ik heb meelij met de man.

Ik moet denken aan het verhaal van Momo, waar de grijze heren langzamerhand de wereld in hun greep krijgen. De vertrouwde Postbank heeft plaatsgemaakt voor de deftige ING. Internationaal, niet meer zo kneuterig nederlands, weg met dat giroblauw past bij jou; dat past helemaal niet. Het gaat om groot geld, professinaliteit, modern bankwezen, een zakelijke markt die om innovatie vraagt. Geen oude blauwe giromaten, maar frisse oranje. Momo, Laura, Truman, Neo, Frodo… de lijst wordt steeds langer, het systeem steeds ingewikkelder. We hebben meer wildemannen nodig, of narren, of kinderen die zich niets aan trekken van kinderrechters. Waar zijn de Pietje Bellen, de Swiebertjes, de Tita Tovenaars, de Floris en Sindala’s, de Hansje Brinkers van Nederland? Diegenen die als het water aan de lippen staat de moed hebben om hun hart te volgen.

‘Ik snap hoe het in elkaar zit,’ zegt mijn buurman als ik hem bel om te vragen hoe het er mee staat. ‘Kijk, vroeger speelden we monopoly.’ Dat weet ik nog maar al te goed, bedenk ik me. Het spel eindigde steevast in ruzie. Mijn oudste broer was de bank en die won altijd. Later is hij bankier geworden in Manhattan. Hij kocht en verkocht bedrijven voor banken als Morgan Stanley. Een lucratieve business waar hij altijd bonussen voor kreeg. Miljoenen dollars gingen er in om, en duizenden mensen verloren er hun baan door. Als afschrift van de bonus kreeg mijn broer een schilderijtje waarin de deal en de namen van de medewerkende banken vermeld stonden: JP Morgan, Lehmann Brothers, The Bank of America, ABN Amro etc. De grote jongens. Mijn broer mocht erin mee spelen, totdat hij verloor. Hij kreeg AIDS en keerde terug naar Nederland. Ik kreeg van hem de schilderijtjes met de bonussen, waar ik later de bonussen uit heb gehaald en er andere plaatjes in heb geplakt.

‘Kijk, zegt mijn buurman. Als je maar lang genoeg doorspeelt is er één winaar en de rest verliest. Dat is de opzet van het spel. Dat is in het gewone leven ook zo.’

‘Oh ja?’ vraag ik beduusd. Ik probeer al jaren niet de verliezer te zijn, sinds de Sociale dienst verklaarde dat ik niet levensvatbaar was. Ik dacht dat dat aan mij lag. Blijkt dat volgens mijn buurman nu opeens door het systeem te komen.

‘Ik zal het je uitleggen; ieder systeem waarin een exponent zit, groeit toe naar een limiet. Dat is een wiskundige zekerheid. Ook al is het maar één of twee procent, dat maakt niet uit. Dardoor krijg je een exponentiele curve die eerst langzaam stijgt, uiteindelijk steeds sneller, todat –ie bijna vertikaal stijgt. Dan zijn de rapen gaar. Steeds meer geld komt in handen van steeds minder mensen. De grote groep verliezers – waar jij ook toe behoort – voegt hij er terloops aan toe, moet steeds meer afbetalen via hypotheken, inkomstenbelastingen, omzetbelasting, verzekeringen om het systeem in stand te houden en de gigantische schulden af te betalen van geld wat uiteindelijk maar bij een paar mensen terecht komt. Ben je daar nog?’ vraagt hij. Het duizelt me.

‘Dus we bewegen naar een limiet, een eindpunt?’

‘Klopt, dat proberen ze nog een beetje te rekken en uit te stellen, maar het is onomkeerbaar, net zo onomkeerbaar als het zinken van de Titanic op het moment dat er meer dan 5 laadruimen onder water lagen. Alles is met alles verbonden, begrijp je. Als er een bank valt, valt de rest ook, omdat ze allemaal leningen hebben uitstaan bij elkaar, die uiteinlijk gedekt zijn door de staat. Maar wie dekt de staat? Dat zijn wij. Jij en ik. Kijk maar naar IJsland. Die liggen al onder water.’

Als ik de hoorn heb opgelegd moet ik de rand van het bureau vasthouden om niet weg te zakken. Het bootje van Laura is inmiddels een hele Titanic geworden. Alles zakt weg in de diepe oceaan. Hoe komen we hier ooit nog uit? Help, denk ik. Help, Laura. Alsjeblieft, ga varen. Doe het voor mij, en al die anderen. Neem die boot, kaap desnoods een schip. Wordt piraat en schrijf je in in Somalië. Ik zal voor je bidden, en als het nodig is de Marine om de tuin leiden op mijn surfplank. Ik offer me op. In mijn hart reis ik met je mee. ‘Vaar wel, Laura,’ mompel ik als laatste woorden voordat ik onder mijn bureau op de grond ineen zak.

Epiloog

Als ik bij bewustzijn ben gekomen besluit ik naar de film te gaan. Ik moet hieruit, weer nuchter worden; dat hele verhaal over Laura vergeten. Zoek het maar uit met je boot. Ik moet overleven.
Maar het verhaal van Laura achtervolgt me meedogenloos. Ik zie het voorfilmpje van de nederlandse film ‘De Storm’ over de watersnoodramp in 1953. Grote golven overspoelen Nederland. Een verhaal over helden en rampspoed. Een verhaal over overleven en vergaan. De titelsong is ‘Geef niet op.’ Geef niet op? Maar wat moet ik dan? Hoe komen we hier ooit uit?