HET GEWONDE MANNELIJKE

DOOR JAN ROELOFS

Verslag drie daagse mannenworkshop Orval 

De Bron Staat Droog! 

Op de heenreis in het kleine rode autootje van mijn zus zegt Ton ineens: laten we over Chiny gaan. Ik vind het best. Een paar kilometer later is de weg naar Neufchateau geblokkeerd en moeten we de omleiding volgen. Die over Chiny gaat. Hoe doet Ton dat toch? Ik kijk naar hem met een mengeling van verwijt, jaloezie en bewondering. Al meer dan twintig jaar beleven we samen allerlei avonturen waarbij de rode draad altijd het “mannenwerk” is, en al vele malen heb ik me de wat dommige, sukkelige, enigszins in zijn spirituele ontwikkeling achtergebleven en door zijn lage trilling aan de aarde gekluisterde maar toch ook weer stevig op de grond staande Broeder Jan gevoeld. Want broeders zijn we wel. Broeders in de strijd. Al jaren geleden deed ik met kerst een kaarsjesritueel waarbij ik ook een lichtje voor “Broeder Ton” aanstak. Mijn vrouw moet er nog steeds een beetje om lachen. 

En nu zitten we dan weer samen in de auto, op weg naar de tweede driedaagse van ons “Graaltraject”, met zes deelnemers deze keer. De groep van negen is pas in december, bij de derde en laatste driedaagse weer compleet.

Door de jaren heen heb ik Ton’s ingevingen leren vertrouwen. Vaak als een boer met kiespijn, maar toch, hij heeft absoluut een zintuig voor de magie die in het dagelijks bestaan verscholen ligt. Ik heb er gaandeweg ook meer gevoel voor gekregen, maar als ik op een dag een moment heb waarop ik door de oppervlaktelaag heen kan kijken, heeft Ton er tien. Of misschien wel 25, of 100, weet ik veel. Ik kan niet bij hem naar binnen kijken en hij doet er vaak ook een beetje geheimzinnig over.

“Wat betekent dit?”

We komen bij de Pont St. Nicolas in Chiny, en het landschap heeft ook meteen iets van een sprookje. Dat zie zelfs ik. We gaan op een terrasje aan het water zitten, Ton heeft in de rivier alweer de kleur van bloed gezien en een dode koning voorbij zien drijven, ik word vooral geraakt door het wonderlijke geluid van het stromende water. De rivier murmelt voorbij en ik kan me voorstellen dat hier woorden en zinnen in klinken. Ik probeer te bedenken wat ik hoor maar dat werkt natuurlijk niet. Ik bestel een chocomel, hier in Wallonië is dat cecemel. We eten er een stukje orval kaas bij.

Ton memoreert een eerdere keer dat we hier waren en twee witte reigers zagen. Dat was toen een bijzonder moment ja, maar ik weet niet meer wat het betekende. 

Ik mijmer wat over het begrip “betekenis” dat me zo vaak bezighoudt. “Wat betekent dit?” is een vraag die ik veel stel maar waarop het antwoord me vaak ontglipt. 

Het terras waar we zitten hoort bij een oude watermolen, we zitten allebei een tijdje gefascineerd te kijken naar het metselwerk van leisteen. De plakken liggen heel oneffen op elkaar, en toch is de muur aan de buitenkant kaarsrecht.

We rijden verder naar Orval. We bespreken hoe we zullen beginnen. “Zullen we bij de bron beginnen” opper ik. Ja, goed idee.

Als we alvast even bij de bron gaan kijken krijg ik een schok. De bron staat droog. In de vijftien jaar dat ik hier nu kom, heb ik dat nog nooit meegemaakt. De zanderige bodem ligt droog, vlak voor de opening in de aarde ligt een zielig plasje stilstaand water. Altijd stroomde het frisheldere water vanzelfsprekend uit de aarde, nu is er niets. Het is een treurig gezicht, en ik denk aan de bron die ik in mezelf zo vaak niet voel stromen.

Met de groep beginnen we s’avonds op diezelfde plek, bij de droogstaande bron. De toon is gezet. We lopen in stilte terug naar de zaal, waar we elkaar vertellen over waar onze bron niet stroomt. In het midden ligt bij wijze van altaar een kluwen dik touw. Helemaal in de knoop.   

Voorouders

De volgende morgen begin ik de movement met de groep rond het thema water en vuur. Waar in je leven stroomt het wel en niet, waar vlamt het wel en niet? We gaan even naar buiten om contact te maken met de zon, in het stralende licht te staan en de warmte op onze huid te voelen. Weer binnen richt ik de aandacht op de zwaartekracht die ons alsmaar weer naar beneden trekt. We gaan liggen, laten ons dragen door de aarde. Even later zet ik voor iedereen een kaarsje in het midden en nodig alle mannen uit een kaarsje voor het contact met je voorouders wil aansteken. Je kunt je altijd op die aanwezigheid afstemmen, en je voorouders om hulp vragen. 

Net zo is er ook altijd de stille aanwezigheid van de natuur. Vaak beschouwen we die als vanzelfsprekend, maar zodra je je aandacht er voor gaat openen, kun je gaan voelen dat die levende natuur een eigen aard heeft. Al onze gemaakte dingen, snelwegen, auto’s, spoorbanen, bebouwing, dat alles bevindt zich in de natuur. Die draagt ons. Als we de drukte van ons hoofd los kunnen laten en de tijd nemen, kunnen we geleidelijk aan contact maken met de magie van die levende natuur. De natuur is overal, wij snijden daar stukjes in uit en vullen die met wat we bedacht hebben. Is het denkbaar dat we die levende natuur ooit compleet opslokken? Ik denk aan de sjamanen, aan de natuurvolkeren, die vaak zoveel bezig zijn met wachten. Samen ergens op wachten, dat heeft wel iets moois.

Ik vraag de mannen naar buiten te gaan en contact te maken met een plek, en daar de vraag neer te leggen die je bezighoudt. Mijn vraag is: hoe krijg ik hoofd en hart meer bij elkaar?

Als ze terugkomen delen ze wat ze meemaakten. Opnieuw valt me op hoe ongelooflijk verschillend we zijn. En hoe mooi het is om maar gewoon te luisteren naar wat er verteld wordt. Zo komt iedereen heel langzaam steeds meer uit de verf. 

Het hele kleine talking stickje van gisteravond is vervangen door een fors exemplaar die ik bij de droge bron zag liggen. 

Osiris en Seth

Na de lunch vragen Ton en ik ons af hoe we verder gaan. Er is iets nodig, maar wat? We kunnen van alles aanbieden, hebben ook wel het gevoel dat we dat moeten doen, maar iets in ons verzet zich daar tegen. Dirk maakte een opmerking over “dat Egyptische verhaal” en inderdaad moeten we misschien nu Osiris en Seth er bij halen. “Het gewonde mannelijke.” Ik vertel het verhaal. In het 5000 jaar oude Egyptische verhaal wordt Osiris door zijn jaloerse broer Seth in 13 stukken gehakt. Isis, de geliefde van Osiris zet hem weer in elkaar, maar kan de phallus, het 13e stuk niet meer terugvinden. De verdwenen phallus, een motief dat me al jaren bezighoudt. Dit symbool van mannelijke vruchtbaarheid, de levende combinatie van mannelijke kracht en kwetsbaarheid, is in de Nijl gegooid en door vissen opgegeten?  Isis maakt van hout, of van goud, of van haar eigen duim een nieuwe phallus voor Osiris en zo verwekken ze samen hun zoon Horus die later de strijd met Seth aan zal gaan en zal overwinnen.

Later lees ik dat Osiris niet in 13 maar in 14 stukken werd gehakt, en dat de verdwenen phallus dus het veertiende stuk is. “Wat betekent dit?”    

Ton geeft de groep de opdracht: drie Osirissen en drie Seths. Beide groepen moeten elkaar een opdracht geven. “Ga je gang.”  

Door het spel naar de kern

Er ontvouwt zich een schouwspel dat me erg doet denken aan het 24-uursspel uit onze mannenworkshops die we jarenlang in Orval gaven. De clou daarvan was in zekere zin altijd dat de mannen begonnen met het spelen van een rol, maar al doende door die rol heenzakten om bij zichzelf uit te komen. Het moment dat de hele groep die beweging maakte, was altijd een magisch moment.

Ook nu gebeurt dit. Eerst wordt er nog slim onderhandeld en worden er sluwe strategieën uitgedacht. “We moeten ze jaloers maakten.” “Nee, laat zij nu maar komen.” Ik laat me nog even gewillig als boodschapper heen en weer sturen. 

Maar dan laten de Seths als eersten het spel, de rol, het gedoe los: ze gaan gewoon de opdracht uitvoeren omdat ze dat leuk vinden, en of de Osirissen mee gaan werken zal ze eigenlijk worst zijn. Met z’n drieën gaan ze vrolijk met het touw aan de slag om de vruchtbare eik met de droogstaande bron te verbinden, de Osirissen beteuterd achterlatend. 

De Osirissen hebben als opdracht gekregen om voor de zoekgeraakte stukken van Osiris twaalf (dertien dus) stenen te zoeken, en elk bij vier van die stenen te vertellen over een voorval uit hun leven waarbij ze iemand anders kwaad hebben berokkend. “Vier!? Dat lukt me nooit!” roept een van de Osirissen uit, “ik kom hooguit tot twee.”

Opnieuw gaan ze op een nogal ingewikkelde manier aan de slag om de Seths te beïnvloeden, maar als het hoge woord er eenmaal uit is (“het lijkt ons voor de oefening mooier als jullie ook meedoen en we allemaal twee stenen nemen”) gaan de Seths tot hun verbazing moeiteloos akkoord.

En zo ontstaat er bij de drooggevallen bron een prachtig, ontroerende demonstratie van mannelijke authenticiteit. Elk van de zes mannen vertelt aan de hand van een steen over een voorval waarin ze een ander diep gekwetst hebben en daar berouw over hebben. We voelen ons allemaal geraakt door de pijn en de eerlijkheid. Ook momenten waarin de mannen zelf gekwetst werden, komen aan bod.

Als we even later weer aan tafel zitten, merkt een van de mannen op dat we nog maar een etmaal bezig zijn. Het lijkt al veel en veel langer. 

‘s Avonds praten we in de cirkel na. Iedereen heeft er het zijne uitgehaald, maar er over praten is toch iets heel anders dan het doen, beleven, er in gaan. 

Het hoofd van Jezus 

Op zaerdagmorgen zit ik nog even op onze kamer. Ik heb twee beelden bij mij, een van Maria en een van Jezus. Gezien het thema dacht ik dat die twee misschien wel van pas zouden komen. Voordat we om tien uur weer in de zaal beginnen wil ik nog even mijn scheerapparaat pakken. Ik kijk niet goed uit en stoot tegen de twee beelden die op de grond staan. Vreemd genoeg lijkt het wel alsof Jezus in slow motion tegen Maria aanvalt. Ik had de val misschien nog tegen kunnen houden maar doe niks. Met een tik breekt Jezus zijn nek tegen de schouder van zijn moeder. “Wat betekent dit nu weer?”   

De twee beelden en het hoofd van Jezus zet ik in het midden van de cirkel waar Ton inmiddels het touw in een spiraal heeft gelegd. Ik vertel de groep hoezeer dit aan mijn thema “Hoofd en Hart” raakt.

Voor deze dag staat er een excursie op het programma. Gingen we de vorige keer naar Bouillon, deze keer willen we iets doen met het verhaal van Dagobert. Dagobert? Dagobert Duck?

Nee, Dagobert de Tweede, de laatste Merovingische koning die hier vlak in de buurt in het jaar 679 werd vermoord. Ton en ik zijn al jaren met dit verhaal bezig, het past volgens ons bij het thema van het gewonde mannelijke, en daarom hebben we voor vandaag een afspraak gemaakt met David Howard, een Engelsman die lang in Frankrijk woont en heel veel weet van het Dagobertverhaal. En week eerder maakte hij deel uit van de ceremoniële optocht naar het Fontaine Dagobert, die door de Cercle Dagobert elke laatste woensdag van augustus wordt gehouden. 

Het duizelt je, lezer, nu waarschijnlijk een beetje, en dat doet het ook als David ons een uur lang trakteert op een klinkend verhaal waarin hij allerlei verbanden aanstipt. De heilige bloedlijnen, verdwenen schatten, duistere complotten en veelzeggende details vliegen ons om de oren. Fascinerend allemaal, “maar”, zo vraag ik David: “wat is de betekenis van dit verhaal voor vandaag?”

Het antwoord van David raakt me, en laat me uit mijn hoofd in mijn lichaam zakken, waarin ik de betekenis van wat hij zegt daadwerkelijk voel. Wat hij zegt is dit: “dit is een draad die heel ver terug gaat, maar die doorloopt tot dit moment. Wij hebben het uiteinde van de draad in handen.”  En dus is het aan ons hoe we die draad verder spinnen, en met andere, ermee samenhangende draden tot een weefwerk maken. In zijn woorden voel ik een appèl: al jarenlang voel ik me door dit verhaal geraakt, maar de betekenis ervan blijft me ontglippen. De ontmoeting met David voelt voor mij als een volgende stap. David wil vooral dat dit verhaal de wereld in gaat. “Write a book about it!” En dan een boek dat de diepte vindt waar de Da Vinci Code overheen fietst.

Ja, wie weet. 

Maar wie weet ook niet.

We gaan met z’n allen lunchen in een restaurant. Aan tafel vertelt David uitvoerig over zijn business: duurzame energie. Helemaal in de lijn van de Merovingers, die in de middeleeuwen kennis hadden van het werken met aarde-energie, kennis die met de komst van de Karolingers verloren ging. David beaamt dat er een verband is, maar ik krijg het gevoel dat hij lang niet alles zegt wat hij weet. Misschien moeten we elkaar eerst nog wat beter leren kennen. 

Fontaine Dagobert

Na de lunch wandelen we naar de bron in het bos waar Dagobert II 1338 jaar geleden werd vermoord. Ik vind het een saaie en lange wandeling en ben niet de enige, zo zal later blijken. We komen aan bij een mooie, bijzonder groene plek in het bos.  Gaan samen rond de bron staan, ik doe mijn best iets bijzonders te voelen, maar nee, het is gewoon een bronnetje in het bos waar nog maar heel weinig water uit komt. Ik maak wat foto’s. 

Dan klinkt er onweersgerommel. Signaal om weer terug te gaan. Vooral Raymond zet er flink de sokken in. 

We zijn precies om halfzeven terug voor het avondeten. Als we ‘s avonds om acht uur in de zaal weer verder gaan met ons programma, wat dat dan ook mag zijn, ligt iedereen gevloerd op de kussens. Ik ook, ik voel me nergens meer toe in staat. Ton zet muziek op en ik glij weg in de klanken. Heerlijk. 

Keel

Een tijd later – een half uur, een uur? – voel ik mezelf weer terugkomen. En denk ineens weer aan dat hoofd en dat hart. Ik zoek de brug daartussen, en besef dat dat de keel is. Met begeleiding van de “Srutibox” van mijn vrouw ga ik zingen voor de mannen. Iedereen die mee wil zingen is van harte welkom.  Ik vind het heerlijk om mijn geluid voluit te laten horen, gewoon te spelen met de klank, hoog, laag, boventonen, nog een beetje extra volume erbij, zonder gedachten, zonder een doel, gewoon in het moment. Na een tijdje – twintig minuten, drie kwartier? – voel ik de energie weer wegebben. 

De stilte is ook fijn.

Ik vertel een verhaal over een fluitspeler die zijn inspiratie terugvindt als hij beseft dat hij niet voor zichzelf maar voor anderen speelt.

Wat gaan we verder nog doen vanavond? 

We gaan mopperen. Verschillende mannen zijn niet tevreden over wat het programma van deze dag te bieden had. Frustrerende wandeling, een verhaal met erg veel geschiedenis, wat zitten we hier eigenlijk te doen? “Jullie hebben de leiding, ik wil meegenomen worden”, zegt en van de mannen. 

Dit soort momenten zijn het laatste wat ik wil, maar ik weet ook dat het er bij hoort. Sterker nog: dit moet gebeuren. Het onaangename gevoel van onzekerheid moet gewoon toegelaten worden. Dat is ook wat ik tegen een andere man zeg: de sleutel om bij jezelf te blijven is het volledig aanvaarden van je onzekerheid.

Welke stroom?

Vanavond niet lekker een biertje drinken op de goede afloop. Ton en ik zitten op onze kamer voor crisisoverleg. Ondanks het gemopper heeft Ton het gevoel dat we prima op stroom zitten. Nou, dat stelt me dan wel weer gerust, hoewel ik denk: “welke stroom?” 

We gaan maar slapen, zien wat de volgende de dag weer brengt. Als ik mijn ogen sluit stel ik me voor hoe de groep beneden het er helemaal over eens is wat er aan ons en ons programma allemaal mist. 

Op zondag ben ik heel vroeg wakker en zoals wel vaker voel ik me veel helderder dan de avond tevoren. Ik schrijf de vragen op waar de mannen de komende maanden mee aan de slag kunnen. Ze vallen me gewoon binnen. Alle vragen raken op een of andere manier aan het korreltje kwaad dat ieder met zich meedraagt. (Op zaterdagmorgen vertelde ik over de “Drie Principes van het Kwaad”, waar van de derde is ”halve waarheden”) (De eerste is: de ander al dan niet bewust pijn doen, de tweede: Materialisme)  

Eigen leiderschap

Ieder neemt dit motief mee in een eigen oefening en dat is mooi om mee te maken. Twee mannen bieden samen een oefening aan: een circuit in de zaal waarbij ieder zijn eigen weg kan kiezen. Bij de nabespreking daarvan komt opnieuw de kritiek van gisteravond ter sprake. Het lijkt alsof we nu tot een essentie van dit jaartraject komen: we gaan samen het onbekende in om zo ieder bij zijn eigen leiderschap te brengen. Wij tweeën hebben de leiding en doen ons best om de deelnemers te laten vinden waar ze naar zoeken. Maar dat betekent niet dat wij ze dat aan kunnen reiken. “Als je dat verwacht, wil ik je zeggen dat je dat niet zult krijgen”, zegt Ton met nadruk tegen de man die de meeste kritiek uitte. 

We komen opnieuw op ongemakkelijk terrein, maar het is goed dat het uitgesproken wordt. Ik heb de indruk dat het voor iedereen helder is, maar ik weet nog niet of het kwartje bij de kritische man valt. We gaan het zien. 

Hoofd als aanhangsel

In de visualisatie die een van de deelnemers vervolgens aanbiedt, kom ik zelf bij een vondst in het onbekende. Hij vraagt me om muziek bij de visualisatie te verzorgen en dat leidt me enorm af: de muziek is niet helemaal geschikt en staat bovendien te hard zodat ik een paar keer van mijn matje moet opstaan. Ja, zo kom ik er natuurlijk niet in!. En toch gebeurt er, misschien wel juist daardoor, iets heel wonderlijks. Het duurt misschien maar tien seconden maar ik ben onder de indruk: ik krijg een beeld van Jezus die weliswaar een hoofd heeft, maar die me op een of andere manier laat zien dat dat hoofd niet meer is dan een noodzakelijk stuk gereedschap, een soort aanhangsel van het lichaam dat de werkelijke schat, bron en essentie bevat: het hart. 

Na een driedaagse vol droge bron-gevoel neem ik me dat zeer ter harte. 

In December zien we elkaar weer. Geweldig!


EINDE